maandag 31 augustus 2009

Uit de leeszaal (19)

‘Heel Zen, waarvan de haiku slechts een literaire trek is, verschijnt zo als een gigantische praktijk die de taal moet stilzetten, om de speciale innerlijke zender in ons die voortdurend aan het uitzenden is, tot in onze slaap toe (…) stuk te slaan, om het onbedwingbaar gebabbel van de ziel leeg te laten lopen, tot zwijgen te brengen, op te drogen; wat men in zen satori noemt en wat Westerlingen slechts kunnen vertalen in vagelijk Christelijke termen (verlichting, openbaring, intuïtie) is slechts een panische suspense van de taal (…); en als deze staat van taalloosheid een bevrijding is, komt dat omdat in de boeddhistische ervaring de woekering van het ‘nadenken’ (de gedachte van de gedachte), of, als je dat verkiest, het oneindig aanvullen met extra betekenissen – een cirkel waarvan de taal zelf archief en voorbeeld is – wordt gezien als een blokkade: het is daarentegen de afschaffing van de achteraffe gedachte die de vicieuse cirkel van de taal doorbreekt. Zulke ervaringen hebben, zo lijkt het, niet tot taak de taal onder de mystieke stilte van het onzegbare te verpletteren, maar willen haar matigen, de verbale draaitol stilzetten, omdat die in zijn wenteling het obsederende spel van de symbolische substituties meeneemt. ‘
[Roland Barthes, ‘Het ontdoen van de zin’ in: Het rijk van de tekens, p. 76-78]

zondag 30 augustus 2009

De toekomende tijd

Vertel mij een verhaal over een stad en ik pak halverwege het gesprek de trein, en ben voor een paar dagen vertrokken. Zo was ik vrijdagavond in Luik, Huy en omstreken, en tegelijkertijd ook elders in België. In de voorbereiding op een fotoweekend in Brugge, verbleef ik er paradoxaal genoeg alsof het meer dan een eeuw geleden was, vanwege oude beelden die ik ervan zag. In mijn gedachten rende ik daarna door Brussel, op zoek naar herkenning in de straten en op de pleinen, maar op de een of andere manier lijken de herinneringen aan die stad gewist, alsof ik er opnieuw beginnen moet. Ook aan Brugge heb ik trouwens weinig herinneringen, want ik was er maar een dag, al meer dan twintig jaar geleden. Toch ben ik in deze steden geweest, en ieder volgend bezoek zal dus een terugkeer zijn. Dat geldt niet voor Tokio, waar ik gisteravond nog even in de metro zat. De reis naar die stad voltrok zich helemaal nog in het ongewisse, want zover van huis ben ik nog nooit geweest. Ik zal er op zijn vroegst pas in 2011 of 2012 naar toe gaan. Dat mag je geen nabije toekomst noemen, dat is nog fictie in de tijd.
Brussel is het dichtste bij, en vanwege het Frans dat ik daarvoor weer wat zal moeten afstoffen, heb ik het woordenboekje in mijn geest vast opengeslagen – en me vermaakt met de aanduidingen van tijd voor de werkwoorden. Ik leefde al even in Brussel, in een nog niet bestaande, maar nabije future proche. Ik zag mijn verleden tijd als imparfait. En nu, vandaag, ben ik gelukkig weer tegenwoordig.

woensdag 26 augustus 2009

dinsdag 25 augustus 2009

Bespiegelen

De technische diensten kunnen ons soms op ideeën brengen. Al is het dan de vraag wie er nu eigenlijk wie op ideeën brengt, en wanneer alles nu helemaal precies echt begon. En of je met die ideeën eigenlijk wel wat opschiet.
Ik wilde een stukje gaan schrijven over het schrijven van een blog, wat op de een of andere manier onzinnig, zo niet onmogelijk leek. Goed, ik kan schrijven hoe zo’n stukje tot stand komt - ook al omdat ik de 200 stukjes dit weekend gepasseerd ben: als ik bijvoorbeeld nog geen idee en wel de tijd heb, sluit ik ergens tussen zeven en negen uur ’s avonds mijn ogen. Dan denk ik na, in de meest letterlijke zin van het woord: ik probeer de voor de hand liggende eerste indrukken van de dag los te laten en ga op zoek naar een impressie van betekenis. Naar een detail dat me bijgebleven is; naar de kiem van een verhaal of naar een klein maar fijn inzicht. En als ik goed kijk en me concentreer, blijkt er vrijwel altijd iets te vinden te zijn, en daarachter is er dan nog iets en verderop nog meer.
Vandaag was het de geladen glimlach van een computertechnicus die me op een idee bracht.
Hij moest lachen om de tekst die ik op mijn werk als screensaver gebruik en die daar voorbij schuift om mijzelf, de wetenschappers en alle anderen om mij heen een spiegel voor te houden: ‘Niemand is intelligent genoeg om zijn eigen domheid te begrijpen.’ Een citaat uit Matthijs van Boxels’ Encyclopedie van de domheid.

De technicus zei dat hij zich vaak had afgevraagd of zo’n machine ooit over zichzelf zou kunnen nadenken. Dat zoiets toch eigenlijk onmogelijk was - of moest blijven, dacht ik zelf. Hij loste mijn ene probleem op, maar liet in ruil daarvoor een ander, veel zwaarder probleem bij me achter, eentje van filosofische aard. En bedankt…

maandag 24 augustus 2009

Uit de leeszaal (18)

‘Windstilte, zegt Bezemer, is één van de vreselijkste dingen voor een solozeiler. (…) Je kunt nog zo ervaren zijn, als je drie dagen geen wind hebt gehad, zit je wel te janken. Ik ook. Ik ken een geval van een jongen die zo lang bleef dobberen voor een eiland, dat hij op het laatst zijn boot in brand stak – om gered te worden. Uiteindelijk kwam hij tot bezinning en heeft hij het vuur zelf weer gedoofd.’ (…) Maar het gebeurt regelmatig dat solozeilers niet terugkeren. Daar hoor je niet veel over, maar er wordt niet veel over gepraat. Een boot komt gewoon niet meer aan.’ (…)
‘Ik ken weinig mensen die nooit ziek zijn geweest tijdens een storm,’ zegt solo- en wedstrijdzeiler Hans Bouscholte, ‘en het wordt verergerd door stress. Het kan zo erg zijn dat je jezelf dood wenst. Dat heb ik ook wel gehad. Er zijn voorbeelden van solozeilers die dat niet aan hebben gekund en overboord zijn gestapt. Als je het kunt delen met een ander, is het minder erg. Maar in je eentje voel je je op zo’n moment diep en diep ellendig.’ Volgens Bouscholte kan zeeziekte een dag tot een paar dagen duren. ‘Als je tussendoor steeds aan land gaat, en dat doet Laura, heb je er vaker last van.’
[Maud Effting, ‘Alleen om de wereld’ in: de Volkskrant, 22 augustus 2009]

zondag 23 augustus 2009

Losse eindjes

De nacht was te kort, ik denk dat het daardoor komt dat aan mijn gedachten losse eindjes zitten. Ik weet ook niet of ze daadwerkelijk betekenis hebben, en of er een verband tussen is. Het zijn flarden van taal; ze lijken op de vlokken in een geschifte saus. Ik weet niet of er sprake is van een duidelijke ‘ik’ op wie de gedachten slaan, of die met mijzelf overeenkomt of dat er misschien toch sprake is van een ‘jij’ die fictie is.

‘Raadselachtig zijn omdat je een raadsel voor jezelf bent’

‘Ongrijpbaar zijn omdat je niet weet wie je bent’


Over wie gaan deze zinnen? Herken ik mijzelf erin, en een waarheid? Ik moet het antwoord nog schuldig blijven. Gisteren bleek weer eens hoe eenvoudig de dingen soms kunnen zijn, maar vandaag kan ik niet nalaten ze ingewikkelder te maken. Door taal te gebruiken bijvoorbeeld. Laat ik zwijgen, voor nu.

vrijdag 21 augustus 2009

Duizelen naar het evenwicht

Om mijn oud woonhuis verschoten puzzelstukjes liggen. Terwijl ik er oog voor heb, begrijp ik meteen dat ze uit een cliché zijn gedrukt. Toch kan ik het niet laten ze op te merken, omdat vanochtend alles weer uit elkaar gevallen lijkt. Dus fotografeer ik ze maar weer, zodat ik alle losse stukjes in ieder geval verzameld heb. De straat uit, de hoek om, het plein over… zullen het er 500 of 1000 zijn, voordat ik klaar ben? U hoort nog van mij.

Tijdrit

P. fotografeerde zijn reisgenoot steeds in de rug, terwijl die wegliep langs lange bakstenen muren in Liverpool. Ik keek naar de schouders en het achterhoofd van de reisgenoot zonder gezicht. En ik herkende ineens de structuur van de tijdrit, in de tijd. Door een onbekende starter wordt, niet om de zoveel minuten maar om de zoveel jaar, het sein gegeven: nu mag jij. En je vertrekt, over hetzelfde parcours.

donderdag 20 augustus 2009

maandag 17 augustus 2009

zondag 16 augustus 2009

In de vlindertuin

Ik ging naar de botanische tuinen om de inflatables van Paul McCarthy te zien. Na gesprekken over de wind in de laatste dagen, leek me dat niet meer dan logisch. 'Inflatable doll, my role is to serve you (…) I blew up your body, but you blew my mind…' ik floot het op de fiets, terwijl ik me door een stevige, zwoele luchtstroom op weg begaf. Eerst belandde ik echter in de vlindertuin, waar de lucht ook zichtbaar werd gemaakt, zij het op een heel andere manier. Het was er niet groot, en er stonden al wat mensen in, het merendeel bewapend met een fotocamera. Als er ergens iets te zien is, trekt men zijn camera. Zo ook ik, dat moet ik bekennen.

Het is een vorm van materialisme; willen hebben wat je ziet, nog voordat je het echt goed bekeken hebt, het lijkt op het consumeren van de context waarin we leven. De ironie van de vlindertuin was natuurlijk dat de vlinders vlinderden en iedere keer dat een fotograaf naar een plek werd gelokt om een ander prachtexemplaar vast te leggen, het betreffende kleurrijke wezen de vleugels nam. Ik bleef na een paar stappen in de kas stilstaan en liet alleen mijn ogen nog bewegen. Op dat moment zag ik ze pas echt, en allemaal. Omdat ik even niet bewoog. Ik had de indruk dat ze me soms aanraakten, met een kleefklauwtje, met de het randje van een vleugel of met de naar zoet zoekende kus van de roltong. Maar het was zo zacht, dat het net zo goed verbeelding geweest kon zijn. Ik liep weer naar buiten en op mijn lippen lag die ene prachtzin van Wikipedia over de schrijver Nabokov: ‘Nabokov wrote Lolita while travelling on butterfly-collection trips in the Western United States which he undertook every summer.’

zaterdag 15 augustus 2009

Uit de leeszaal (17)

‘De straten van deze stad hebben geen naam. Er is wel een geschreven adres, maar dat heeft alleen de waarde van een postcode. Het refereert aan een kadaster (met volstrekt willekeurig ingedeelde wijken en blokken), (…). Tokyo herinnert ons eraan dat een rationeel systeem maar een van de mogelijke is. Voor een beheersing van de werkelijkheid (in dit geval die van de adressen) is het voldoende dat er een systeem is, het geeft niet welk, al was het een schijnbaar onlogisch, nodeloos ingewikkeld en merkwaardig onregelmatig systeem: een goed improvisatie kan niet alleen, zoals bekend, heel lang stand houden maar blijkbaar ook miljoenen inwoners tevreden stellen, ongeacht het feit dat zij alle perfecties van de technologische beschaving gewend zijn.
(…)
Deze stad kan alleen gekend worden door een soort antropologisch onderzoek: je moet er niet met een boek of een adres de weg vinden maar met lopen, kijken, ervaren, wennen; elke ontdekking is even intens als broos, je zult iets slechts kunnen terugvinden door je het spoor dat het in je achterliet te herinneren: een plaats voor de eerste keer bezoeken is die plaats beginnen te schrijven: aangezien het adres niet geschreven staat, moet het wel zijn eigen schrift stichten.’
[Roland Barthes, ‘Zonder adressen’, in: Het rijk van de tekens, p. 39-44]

donderdag 13 augustus 2009

dinsdag 11 augustus 2009

Vaders van de gedachten

We keken naar foto’s van een zonovergoten grijs meer en bestoven boomtoppen in de winter en droomden ons een week in een wit hotel bij elkaar. De slaap en de sneeuw maakten haar ogen vochtig en ze fietste weg, met een droom van vergetelheid. Ze moet onderweg ergens gestopt zijn, want ze voegde me per sms nog wat laatste woorden toe, waarin ze het samengaan van draaiorgelmuziek uit een woonwagenkamp en krekels in de regen beschreef. Ze had de straatlantaarns aan zien gaan en tegen zichzelf gezegd dat ze dus een wens mocht doen. Maar het was niet nodig, want ze was al gelukkig.

Vorige week zat ik langs de sluis nabij mijn huis en staarde in het voort kolkende water. De sluizen stonden open en ik hoopte dat ik, heel klassiek, mijn vijand dood voorbij zou zien drijven. Kon ik meteen zien wie of wat hij eigenlijk was. Terwijl mijn bewustzijn werd opgenomen door de stroming sprong de straatverlichting aan, aan de overkant van de sluis, en het licht ging als het ware de hoek om, verdween uit zicht. Pas een minuut of vijf later sprongen ook de lantaarns achter mij aan. Met die traagheid van het kunstlicht begon de avond.
Gisteravond begreep ik dat ik toen een wens had mogen doen, en ik vroeg haar of ze haar niet gebruikte wensrecht misschien aan me af wilde staan. Ze antwoordde dat je het teken voor een wens heel gewoon zelf kunt bedenken; als je drie witte auto’s achter elkaar ziet, of als je alles, als in een déjà vu, ineens van de andere kant bekijken kunt.
Ik keek vandaag om me heen, op zoek naar vaders voor mijn gedachten, maar ik had het kunnen weten; dan zie je ze natuurlijk niet.

maandag 10 augustus 2009

Terwijl ik andere plannen maak

Dat is wat er gebeurt: ik schrijf een boek terwijl ik eigenlijk plannen maak voor een ander boek.

zondag 9 augustus 2009

Zurückbleiben, bitte (2)

Het was maar een heel klein winkeltje, de Polapremiumshop aan de Brunnenstraße in Berlijn. Misschien 6 bij 3. Een wit doek achterin schermde nog een ruimte af, maar toen ik ernaar wees, schudde de jongen achter het toonbankje ‘nee’; dat was een privé-vertrek. Dus bladerde ik maar door de boeken en de kleine catalogi die er lagen… en verdween in een gat, op een lange glijbaan waarvan het einde nog steeds niet in zicht is.

Eigenlijk was ik aan het verkeerde adres, maar daar kwam ik pas later achter. Ik had bij uitgeverij Schwarzer Freitag moeten zijn, die in de Ackerstraße ruimte geeft aan de Polanoir galerie, en onder andere ook het erotische polaroidtijdschrift TicKL uitgeeft. Polaroids… vroeg of laat moest ik me er natuurlijk in gaan verdiepen. Onder mijn handen verschenen indrukwekkende foto’s van kunstenaars als Paolo Degasperi, Lars Garten, Lia Sáile en Helen Errington, en ik las zinnen over het wezen van de polaroidfotografie:

‘Polaroids tell stories in an inimitable way. Stories so intense and intimate that upon viewing, the photographer often isn’t the only one struck with this feeling of being (or having been) part of a scene. And chance leads the way.’

‘The instant picture process is the ideal medium for her, reflecting the modern instant identity. Her pictures also have a reflexive character, therefore, because they not only develop plausibly within the art system, they point beyond it. In a photographic image, Walter Benjamin wrote analogously in his Arcades Project, past and now-time coincide. In the first instance it is the impact that provokes recognition.’
[Klaus Honnef over Irene Andessner en Paolo Leone]

In die verwijzing naar Walter Benjamin kon ik die week natuurlijk geen toeval zien. Toeval is ook een begrip dat vaak in verband wordt gebracht met polaroids. Polaroidfoto’s zouden meer dan andere foto’s ruimte geven aan het toeval, vanwege de beperkingen in de techniek en de vermeende onherhaalbaarheid. Het zijn momentopnamen pur sang, en wekken daardoor meer dan andere foto’s de indruk van authenticiteit. Echter, de uitdaging voor de fotografen zit hem natuurlijk toch in manipuleren van het medium, bijvoorbeeld door oude, deels vergane film te gebruiken zoals Lia Sáile doet. Polaroids maken is geen wetenschap. Het zijn experimenten met het toeval – en ze leveren heel vaak een bijzondere ervaring op.

Met veel stof tot nadenken, een stapeltje catalogi en een reeks weblinks stapte ik het winkeltje weer uit. Later die avond, achter de computer, begon ik me vervolgens te verdiepen in het zogenaamde Impossible Project, waarin het draait om het uitvinden van nieuw filmmateriaal voor het maken van polaroidfoto’s, nu de laatste fabrieken die het produceerden gesloten zijn. De betrokkenen bij het project hebben zichzelf tot 2010 gegeven en tellen de seconden tot die tijd af. Een romantische, ontroerende beweging: mensen mobiliseren om de ‘Im’ uit ‘Impossible’ te halen. En dat kan zomaar beginnen in een heel klein winkeltje, aan de Brunnenstraße in Berlijn bijvoorbeeld.

zaterdag 8 augustus 2009

Uit de leeszaal (16)

'Wie een reisgids openslaat, vindt er meestal een korte woordenlijst, maar die slaat vreemd genoeg op vervelende en nutteloze zaken: de douane, het postkantoor, het hotel, de kapper, de dokter, de prijzen. Doch wat heet reizen? Ontmoeten! De enige belangrijke woordenlijst is die van de afspraak.

Afspraak
Yakusoku

Waar?
Doko ni?

Wij tweeën
Lutaritomo

Wanneer?
Itsu?'

[Roland Barthes, 'De afspraak' in: Het rijk van de tekens, p. 21 en 23]

vrijdag 7 augustus 2009

Aanpassingen van het interieur

Ik had al van alles geprobeerd. Een cartoon van Stefan Verweij in de Volkskrant van vandaag gaf echter de doorslag: schrijver ligt in zwembad met champagneglas in de hand en zijn vrouw roept van de kant: ‘Rob heeft in die file wel mooi zijn boek afgekregen’. Ik bedacht me hoe de ideale omstandigheden al zo vaak aanwezig zijn geweest, en altijd maar tijdelijk soelaas hadden geboden, er welbeschouwd eigenlijk niet toe doen. Toch is het wel belangrijk dat de situatie thuis, in het wolvenhol, in orde is. Dus wendde ik me tot het ritueel dat ik, vanwege de scepsis over het effect van rituelen, altijd zolang mogelijk probeer uit te stelen: ik ging mijn huis herinrichten. Ander boek, ander interieur. De gehele benauwd warme dag heb ik mij binnen in het zweet gewerkt; boekenkasten uit- en ingepakt; geschoven met banken, stoelen, fauteuils en tafels; gestofzuigd en gezeemd. Sinds vijf uur staat het. Ik heb misschien geen nieuw huis, maar ik keer nu wel in een ander huis terug, aan het einde van de dag. En de schrijftafeI is een kwartslag gedraaid; ik zit met mijn rug naar de straat en kijk naar een Hermitage-groene muur.

donderdag 6 augustus 2009

woensdag 5 augustus 2009

Zurückbleiben, bitte (1)

Precies een week geleden zat ik op een bank in de openluchtbioscoop van Friedrichshain en zag Metropolis, de filmklassieker van Fritz Lang uit 1927. De film werd live aan de piano begeleid door Jürgen Kurz, die zich onder een rode partytent op bijzonder creatieve wijze van zijn taak kweet.

Kijken naar Metropolis was niet eens zozeer archeologie van de toekomst, als wel een vermakelijke herinnering aan de eenvoud van het socialisme, die voor Lang schijnbaar hand in hand ging met Rudolf Steiners filosofie van de noodzakelijke verbinding van hoofd, hart en handen. Wat nu vooral telt is echter dat ik, met het klamme zweet onder de oksels, probeer me weer in die avond in te leven, omdat ik het toen tegen middernacht langzaam maar zeker echt koud kreeg in mijn overhemd.

dinsdag 4 augustus 2009

Uit de leeszaal (15)

‘Welnu, het blijkt dat in dat land (Japan) het rijk van de betekenisdragers zo uitgestrekt is en het woord zozeer te buiten gaat, dat de uitwisseling van de tekens er steeds van fascinerende rijkdom, beweeglijkheid en subtiliteit is, zulks ondanks of juist dankzij de ondoorzichtigheid van het woord. De reden ervan is dat daarginds het lichaam zonder aanstellerij, zonder narcisme, maar volgens een zuiver erotisch – ofschoon subtiel verborgen – plan bestaat, handelt, optreedt. Het is niet de stem (…) die mededeelzaam is (en wat deelt hij mee; onze – vanzelfsprekend ‘schone’ – ziel, onze oprechtheid, onze waardigheid?), het is het hele lichaam (de ogen, de glimlach, de lok, het gebaar, de kleding) dat een soort gebabbel met je onderhoudt waaraan de perfecte beheersing van de codes elke infantiliteit ontneemt. Een afspraak maken (met gebaren, tekeningetjes, namen) kost beslist een uur, maar in dat uur heb je voor een boodschap die, als je hem in even essentiële als onbeduidende bewoordingen had gesproken, in een oogwenk afgehandeld was, alle tijd gehad om het lichaam van de ander te verkennen, te ‘proeven’ en in je op te nemen, terwijl het (eigenlijk onbedoeld) zijn eigen verhaal, zijn eigen tekst heeft ontvouwen.’
[Roland Barthes, ‘Zonder woorden’ in: Het rijk van de tekens, p. 16-17]

maandag 3 augustus 2009

Ik zie ik zie

Gisteren was ik onderweg, met Berlijn nog in mijn gedachten. In Amsterdam ging ik D. haar jas terugbrengen, die ze had laten hangen in het huis dat we er een paar dagen hadden gedeeld. Later vierde ik elders weer een kleine reünie met S. en vergeleken we onze foto’s van Berlijn.
Ik was nog steeds onderweg.
En onderweg kun je spelletjes spelen, net zoals de kinderen naast mij in de trein. Ze speelden ‘Ik zie ik zie wat jij niet ziet en het is…’ en bedachten mogelijke varianten daarop:

‘ik hoor ik hoor wat jij niet hoort…’
‘ik ruik ik ruik wat jij niet ruikt…’
‘ik proef ik proef wat jij niet proeft…’
‘ik voel ik voel wat jij niet voelt…’


Natuurlijk is het bij dit spel niet de bedoeling om langs elkaar heen te blijven gokken, vissen, hijsen of tasten. Nee, het plezier schuilt hem er juist in dat je ineens hetzelfde ziet als de ander. De bedachte varianten zijn natuurlijk niet allemaal zo eenvoudig als het origineel. Soms is meer tijd nodig voor een oplossing, een enkele keer kun je blijven raden. Het kinderspelletje bleek ineens niet zomaar een spelletje te zijn, om de tijd te verdrijven, onderweg.

zondag 2 augustus 2009