donderdag 29 oktober 2009

Uit de leeszaal (24)

Nu de rust is weergekeerd, heb ik weer tijd om in de leeszaal plaats te nemen. Het is er stil, iets te stil naar mijn zin. Er zijn geen andere lezers, nu klinkt slechts één keer per twee minuten het ongerijmde geluid van een omgeslagen bladzijde. Ik moet de achterstallige verzoeken om lidmaatschap nog steeds verwerken. Het wordt hoog tijd, ik weet het. Sinds een paar dagen reis ik mee met De begeleider van Peter Drehmanns. Ik achtervolgde de schrijver vorige week, na de presentatie van dit boek, dus hem zie je hier links op de mobiele telefoonfoto.

Lees, bij wijze van proefbezoek aan de zaal, even met me mee:

‘Ik had genoeg wankele klanten meegemaakt, stoere lieden die in het zicht van de haven begonnen te bibberen, terug wilden naar de mensen die hen in de steek hadden gelaten, naar het huis dat ze al hadden verkocht, naar de hond die ze naar het asiel hadden gebracht. Als je ze maar in de auto had, dan was de grootste barrière al genomen. Voorbijglijdend landschap had haast altijd een kalmerende werking. Een passend cd’tje erbij, van tevoren zorgvuldig uitgezocht en afgestemd op het profiel van de klant, deed vaak ook wonderen. Toekomstmuziek. Verzoende hen met wat komen ging, komen moest. Vervolgens in Zürich een zakelijk maar aimabel onderhoud met Max Dürmann, stichter en drijvende kracht van Sententia, en het karwei was geklaard. Wat er daarna gebeurde hield feitelijk alleen nog maar een reeks formaliteiten in. Goedgekeurd worden door dr. Lachs was niets minder dan een weldaad. Niet voor niets noemde Dürmann Sententia een liefdadigheidsinstelling. Freitodbegleitung op maat, een volstrekt risico- en pijnloze beëindiging van een onbeheersbaar geworden leven.’
[Peter Drehmanns, De begeleider, p. 21.]

woensdag 28 oktober 2009

Zucht

Zondagnacht lag ik in Den Haag naar het plafond te staren, dat in het donker een merkwaardige gedaante aannam. Het was rond middernacht en ik zocht naar een goede houding in het krappe bed, zodat ik midden in de nacht niet ineens over gevangenissen zou gaan dromen, mijn ledematen rust kon geven en alles los kon laten. Toen ik er eindelijk voor lijk bijlag, en aan het vergeten kon beginnen, verzetten zich alleen mijn gedachten nog. Waar was ik, wat had ik er te zoeken, wie was ik eigenlijk en wie kon ik nog worden? De antwoorden leken geruststellend onbereikbaar te zijn, tot ik zoiets als een aanzwellende windvlaag hoorde, alsof er, zeer lokaal, ineens een storm opstak. Of hoorde ik de huizen een voor een instorten, als dominostenen in een weerzinwekkend spel van de goden? Het ruisen, suizen, zuigen of blazen klonk alsof er met kracht iets door de straten werd geïnjecteerd. Het leven of de dood; ik besefte dat ik aan beide niets zou kunnen doen. Nog geen tien seconden later gaf het piepen en knarsen van ijzer tegen ijzer antwoord: ik hoorde de laatste tram van de dag, die na een lang recht stuk met hoge snelheid door de Edisonstraat, de bocht door schuurde naar de Beeklaan. De laatste tram sleepte alles met zich mee, een onbekende verte in.

In mijn ontbindende bewustzijn vloeiden steden en dagen in elkaar over. Wie had er wat en waar tegen me gezegd, en vooral: wanneer? De zee en de lucht waren ook niet te onderscheiden geweest. Blauwkapje en ik hadden opzij gekeken naar onze geestverwanten, de kraaien die op palen aan de voet van de duinen wachtten tot er iets gebeuren zou. We hadden de dynamische dans aan de binnenkant van onze ooglenzen bestudeerd, alsof we niet in het hemels gewelf lagen, maar met een microscoop naar de onrustige projecties van onze ziel keken. We zagen heel weinig, maar hoorden des te meer: meeuwengekrijs als bewijs dat we toch echt aan zee waren; de roep om aandacht van eenzame worstelaars met de herfst bij de bushalte. En daarna; de beschonken, ontsporende conversatie in een café zonder muziek, waar de tijd al leek stilgezet.
IJzer tegen ijzer, wolken op zee, mist tegen tranen, zwijgen op zwijgen, lachen om een lach, twee dagen in dezelfde stad, met een onderbreking van 20 uur. Het kwam samen in een levensreddende diepe zucht, een mond op mond beademing. Ik sloot mijn ogen, thuis in een logeerkamer. Alles was aanwezig, maar ik wist niet meer wanneer, en waar ik was.

dinsdag 27 oktober 2009

Reparatiereis, met dank aan Theobald

Woensdag 21 oktober
Zending opgehaald:
14:29
Verwerkt in Amsterdam:
18:20
Vertrokken naar Brussel:
19:33
Zending gearriveerd in Brussel:
21:52
Verwerkt in Brussel:
22:47
Donderdag 22 oktober
Vertrokken van Brussel:
03:38
Zending gearriveerd in East Midlands:
04:19
Verwerkt in East Midlands:
04:42
Vertrokken van East Midlands:
05:00
Zending gearriveerd in Ipswich:
08:15
Zending bij koerier voor aflevering:
08:38
Zending afgeleverd in Colchester
Getekend door: Theobald:
10:32
En daarna… omgekeerd. Zoals je terecht kon vermoeden.

zondag 25 oktober 2009

woensdag 21 oktober 2009

Stilte in mijn gehorige woning

Na het koffiezetapparaat en de televisie, bezweek ook mijn laptop het afgelopen weekend. Had ik al niet naar mijn lichaam geluisterd, dan zou de realiteit zaterdag wel mijn leven binnengemarcheerd zijn. Maar toch. Ik keerde terug in een werkelijkheid die me in eerste instantie schrik aanjoeg. I scare myself. Even was er lichte paniek, angst voor terugkeer van de verbindingsangst. De stilte die zich in mijn doorgaans gehorige woning opende door wat ik niet meer kon zien, kon doen, kon schrijven, verdoofde me een volle dag. Langzaam maar zeker hoorde ik weer geluiden binnendringen uit het heelal dat mijn huizenblok, dat mijn straat, dat mijn stad is. Het leek of de dood, in de gedaante van dorre bladeren, door een koude wind over het trottoir gejaagd werd. Ik keek onder mijn bed of er geen monsters van de rede lagen te slapen, maar zag slechts mijn eigen schaduw – die gelukkig nog altijd korter en langzamer is dan ikzelf. Ik kon me weer concentreren op de tastbare werkelijkheid, en op de dromen die door de vloedgolf van taal en beelden en virtuele vriendschappen bijna waren weggespoeld. Het is geen onverdeeld genoegen, maar dat is de realiteit nu eenmaal niet. Noodgedwongen keerde ik ook weer terug bij een wit vel papier, waarop ik met een vulpen deze woorden schrijf. Dat heeft wel een grote charme. En in deze stilte waarin toch geluid blijkt te bestaan, is mijn slaap nu dieper dan hij lange tijd geweest is.

maandag 19 oktober 2009

vrijdag 16 oktober 2009

Perspectief

Op de behandeltafel van mijn lijfarts in Amsterdam begreep ik plotseling waarom de raamkozijnen, gevels, bomen en horizons op mijn foto’s van de afgelopen maanden niet recht stonden. Het was niet mijn gebrekkige techniek, en ook niet omdat ik omdat ik de zogenaamde ‘ontspanknop’ te hard indrukte. Nee, het probleem werd eenvoudig veroorzaakt door het feit dat ik zelf scheef stond.

Ik moest natuurlijk niet liggen nadenken op die behandeltafel, dat wist ik ook wel. Ik was daar tenslotte om dit pijnlijke probleem aan te pakken. Sinds twee weken zet ik mijzelf, met hulp van de lijfarts, weer rechtop. Ook oefeningen, meer zuurstof en een aangescherpt bewustzijn moeten me weer overeind helpen. Juist deze manipulaties geven me nu echter het gevoel dat er een knik in mijn rug zit, dat mijn ene been langer is dan het andere, dat mijn rechter voet verder naar voren staat dan de linker. Dat zijn symptomen van een wankel evenwicht, dat zich terug aan het vinden is. Ik hoop dat ik erin slaag voordat ik niet meer weet wat ik geloven moet, en wie ik vertrouwen kan. En ik beloof betere foto’s.

donderdag 15 oktober 2009

dinsdag 13 oktober 2009

Uit de leeszaal (23)

Nu ik alleen in de nachtelijke uren aan lezen toekom, fascineert het boek – de nieuwe Allard Schröder – me misschien nog meer dan het in het nuchtere daglicht zou doen. Tussen daad en droom verdwijn ik naar zijn tijdloze 1952. ’s Nachts woon ik in Wenst:

‘Van je eigen leven herinner je je nooit de jaren waarin er alleen maar onbeduidende dingen zijn gebeurd, al helemaal niet als die voorvallen misschien wel hadden kúnnen gebeuren, maar gewoon niet zijn gebeurd, ook niet bijna. Dat wil niet altijd zeggen dat ze dan ook niets hebben betekend, want juist omdat ze in een belofte zijn blijven steken, kunnen ze je een leven lang beheersen.
Tot nu toe was het bestaan van Engelbert Vos een vierentwintig jaar durende opeenvolging van onbeduidende voorvallen geweest, waarvan er geen één opmerkelijke gevolgen had gehad. Dat had niemand ook verwacht. Aan Wenst, waar hij ter wereld was gekomen en zijn jeugd had doorgebracht, zijn de grote gebeurtenissen die geschiedenis hebben gemaakt vrijwel ongemerkt voorbijgegaan, alleen de wisseling der seizoenen was er om de mensen aan hun nietigheid te herinneren – goed, je had er de stank en het schuim in de kanalen en het stof van het land die jaar in jaar uit terugkeerden, alsof ze als natuurverschijnsel bij het seizoen hoorden.’
[Allard Schröder, ‘Uit het raam kijken in 1952 (een romance)’, in: Wenst, p. 55]

zondag 11 oktober 2009

Tussen 4 en 7

Halverwege de nacht werd ik wakker, ogenschijnlijk zonder duidelijke oorzaak. Ik verzette me ertegen en draaide me om en om en om. Maar het hielp niet. In de verte klonken de ijle trompetklanken, loopjes, piepjes en brushes van andere nachten zonder slaap, en voor even raakte ik in de ban van de extra uren die me blijkbaar gegeven werden, met een bewustzijn dat nergens bewust was. In mijn nevelige gedachten drongen flarden Spinvis binnen: ‘Voor ik vergeet / dat hier een kerk heeft gestaan…’
De verkouden buren in de gehorige woningen naast mij niesten me echter de realiteit weer in en ik begon me af te vragen waarom ik eigenlijk wakker geworden was. De nevels trokken op. Had ik teveel aan mijn hoofd, waren de pijn en de pijntjes er nog? Ik liep als het betere grondpersoneel de checklist door en trof niets aan dat de vlucht uit hoefde te stellen, maar mijn bloed begon weer op dagtemperatuur te raken.

Wat moest ik doen? Opstaan, televisie kijken, had ik misschien iets saais om te lezen in huis? Of zou ik maar gaan schrijven? C. eindelijk gaan e-mailen om haar op de hoogte te stellen van wat ik haar de afgelopen maanden allemaal nog niet had verteld? Juist nu?
Ik keek naar buiten en besloot te fotograferen wat ik zag. De leegte van mijn straat, uitgeschreven met het weinige licht dat me gegeven was. Daarna zoemzong Spinvis me uiteindelijk toch in slaap, drie uur later: ‘De planeten zingen zacht van het wonder dat je wacht kijk niet om ga steeds vooruit / Goeie reis en hou je haaks en kijk goed uit’.

zaterdag 10 oktober 2009

Nummer 1 versus nummer 3

Gisteravond keken we naar Branded to kill van Seijun Suzuki, een klassieker uit de Japanse filmgeschiedenis. We hadden net vastgesteld dat de geschiedenis zich op een haast ontmoedigende manier herhaalt, tot in de literatuur erover toe. Ook deze film gaf voeding aan dat idee, maar tegelijk ook aan het unieke karakter van iedere herhaling. Branded to kill is een artistieke, surrealistische parodie op het genre van de yakuzafilm, en tegelijkertijd gewoon ook… een yakuzafilm.
De film bestaat eigenlijk uit een reeks prachtige zwart-wit foto’s, met bijbehorende scherpe zinnen. Van een samenhangend verhaal met dialogen die de suggestie van een gesprek tussen de personages wekken, is eigenlijk geen sprake. Zoiets als het leven zelf. En omdat ik het toeval wantrouw, zag ik er meer in dan er te zien was.



De moordenaars voor de Japanse maffia krijgen soms nummers, die hun rangorde aangeven. Ze doen hun vuile werk, maar hebben ook een verborgen agenda. Want nummer 2 tot en met 10 willen allemaal nummer 1 worden, en staan ook elkaar naar het leven. Soms wordt deze strijd belangrijker dan alle andere opdrachten die ze moeten vervullen – zo ook in Branded to kill. Nummer 1 is niet voor niks nummer 1 – voor zolang het duurt. Dat ontdekt ook Hanada, die lange tijd nummer 3 was. Hij beseft echter nog niet dat zijn streven om nummer 1 te worden het streven naar een positie is met een twijfelachtige eer. Want als je eenmaal nummer 1 bent, dan loeren de nieuwe nummers 2 tot en met 10 op de eerste de beste gelegenheid om je uit de weg ruimen.

donderdag 8 oktober 2009

Dag Aad dag


Aad van den Berg


grafisch ontwerper en illustrator

Voorhout 14-10-1962 † Amsterdam 2-10-2009

dinsdag 6 oktober 2009

Een week in status

Maandag: ik zag een schilder fatalistische zinnen schrijven, terwijl hij de liefde binnen handbereik had.
Dinsdag: ik worstelde met de paradoxen, die ik altijd als een symptoom van de waarheid had beschouwd, maar nu ik ze aan den lijve ervoer, als een geduchte tegenstander zag.
Woensdag: ik ging in de straat van mijn bestemming op zoek naar betekenis, misschien zelfs naar de reden waarom ik erheen was gegaan – en stond een paar minuten op de bodem van een duistere put.
Donderdag: ik verstuurde twee kastanjes per post, ging weer rechtop staan, en zag wat medelijden was.
Vrijdag: ik besefte dat wat ik als mijn enige echte ‘status’ beschouw, soms op een gedicht lijkt.
Zaterdag: ik voelde het medelijden, dwars door de telefoonlijn.
Zondag: ik raakte ontroerd door het lot van mijn twee favoriete zwerfhondjes en wenste hen een beter hok toe.

zondag 4 oktober 2009

Aantekeningen over mijn toestand

Schouders als ijzeren dekplaten, loden gewichten aan de nek.
Sidderende spieren en zo nu en dan een pijnscheut als een stroomstoot door schrikdraad.
Angst voor de zwaartekracht – of voor de duisternis na de bevrijding uit de beklemming.
Kon ik, wat ik vandaag eigenlijk schrijven moet voor een fotografieweekend in Brugge, maar gewoon zien en laten zien, zonder tussenkomst van toetsenbord en muis, pen of papier. Een foto van wat ik vertellen wil.

Het bloed kookt, en is nog vermengd met witbier dat nagist buiten de fles.
Mijn rusteloos zwervende geest is verdwaald in het verkeerde lichaam. Noodgedwongen opgesloten in ontspanning. Vandaag.
Op pagina 48 zijn van een boek van 1070 pagina’s.
Zonder betekenis willen zijn.

zaterdag 3 oktober 2009

vrijdag 2 oktober 2009

Televisie

Nu ontspanning noodzaak is, verlang ik naar mijn televisie. Ik heb de afgelopen maanden opgelucht, ja triomfantelijk geroepen dat ik er niet meer naar keek, of hoogstens selectief. Dat was waar, maar toen hij vorige week de geest gaf, overviel me toch een lichte paniek. Ik mag dan nauwelijks meer kijken, daar niet meer voor kunnen kiezen, beviel me ook niet. Een week hield ik het vol, de avonden en stilte in die hoek opvullend met een goed boek, vandaag kocht ik toch maar een nieuwe. Waarmee ik meteen in een reeds bestaande, verwarrende toekomst gekatapulteerd werd. De televisie is door zijn grootte, de voor mij onbegrijpelijke handleidingen en de problematiek met de hogere kwaliteit van ontvangst, ineens veel meer aanwezig dan hij ooit is geweest. De zoveelste nare maar ware paradox van deze week. Eigenlijk vind ik dat de plek van de televisie in mijn bestaan zo ongeveer de omvang zou moeten hebben van een youtube filmpje op een blog, en dan iets moet vertonen dat kwaliteit heeft. Zoals hier en nu; de slotscène van de film die ik toch nog steeds een van de beste van allemaal vind: