vrijdag 30 april 2010

Psychopool Berlijn

De boekhandelaar stapte naar buiten om een sigaret op te steken. Ik had net een foto gemaakt van het uithangbord van zijn winkel en dacht een gelijkenis te zien. Maar nee, hij was naamgever Kisch niet. Kisch verwees naar Egon Kisch: een joodse, communistische journalist, oorspronkelijk geboren in Praag, jarenlang woonachtig in Berlijn, tot hem het leven daar in 1933 onmogelijk werd gemaakt. Kisch was volgens hem het meest bekend om zijn bundel reportages De razende reporter (1925) – dat daarna een begrip geworden is. Hij gold bovendien als een van de uitvinders van de literaire reportage, aldus de boekhandelaar. Weer wat geleerd. Sowieso een fijne boekhandel trouwens, dat Kisch & Co in de Oranienstrasse, met een indrukwekkende batterij kunst- en fotografieboeken.

Ik vond er de Street art City Guide Urban Illustration Berlin, met foto’s, interviews en een plattegrond vol vindplaatsen van deze straatkunst. Streetart is overal in Berlijn, ook op het zielige plantenbakje van Kisch & Co:

Ik ben een groot voorstander van het delen van kunst met zoveel mogelijk mensen, zolang het tenminste niet ten koste van de kwaliteit van dat werk gaat. Kunst moet wat mij betreft ook zoveel mogelijk een plaats krijgen in het dagelijks leven, een bescheiden plaats weliswaar, maar wel als deel van het dynamische geheel waaruit een dag bestaat. Niet in de isoleercellen van de wereld van de kunsten, maar in de open ruimte, in vormgeving, de krant, de televisie, de voorleesboeken voor kinderen, en in het straatbeeld. Daarom heb ik ook sympathie voor straatkunst, de beelden en teksten op de muren van een stad. In Berlijn kun je dan ook nog in zogenaamde huiskamercafés zitten, die creatief en ironisch zijn ingericht met oude meukmeubelen, telefoons met draaischijven en gehaakte hoesjes om de hoorn, vissenkommen ingebouwd in oude televisiekasten. Geïmproviseerde ruimten ogenschijnlijk, waar alles kan, en gedaan is.
Al die vrijheid en creativiteit om je heen kan echter ook benauwend worden. Alles, werkelijk alles lijkt door vrije, creatieve handen gemanipuleerd. Alleen hekken, ontruiming en vernietiging kunnen daar dan nog een grens aan stellen. Anders zal er over vijf jaar geen enkele lege wand meer over zijn. Dan staat er op iedere muur een moralistisch cryptogram. Dan is iedere tweezitsbank een grap, een verwijzing naar iets anders dan de zetel die het is. Dan wordt Berlijn overwoekerd door straatkunst en heeft werkelijk alles iets te betekenen. Dan krijg je een psychotische stad, een psychopool. Want als alles kunst is, bestaat de werkelijkheid niet meer. Dan zijn we ineens aan de keerzijde beland.
Gelukkig is het nog niet zover. Er is nog tussenruimte waar we, met de straatkunstgids in de hand, doorheen kunnen fietsen.

donderdag 29 april 2010

woensdag 28 april 2010

Nachttrein naar huis

Hoe verstikkend warm, krap en ongemakkelijk een slaapcoupé ook kan zijn, er is schoonheid te vinden in het reizen met de nachttrein. De metalen geluiden, het blazen en zuigen, bonken en suizen over het spoor; de flarden die je ziet van stations of huizen in de bewoonde wereld; de blikkerige klanken van de stationsomroepers over de lege perrons, waarvan hooguit een verdwaalde gast nog instapt; het dichtslaan van de deuren en langzaam weer vertrekken voor de volgende onrustige droom… Mooi is ook dat je tot het allerlaatste kunt blijven op de plek van vertrek. Dat je pas gaat wanneer het station bijna verlaten is, de stad stil is, dronken of fatalistisch wordt, de feestjes binnenskamers worden gevierd, weinig tot niets meer aan het dagelijks bestaan herinnert. En dat je vervolgens aankomt en meteen aan een nieuwe dag kunt beginnen, aan een nieuwe zomer zelfs. Zo ruikt het, zo voelt het vandaag tenminste.

We vonden lucht en ruimte de afgelopen dagen, beweging en ideeën, liefde en rust, over de grens. We vergaten waar we vandaan kwamen en dachten niet over waar we naar toe zouden gaan. Het kon alle richtingen op, maar altijd alleen samen. We waren in een bevrijde stad, die overal had kunnen zijn, al was het natuurlijk Berlijn. Daarom konden we vannacht met de nachttrein weer naar huis, want waar we ook waren, we bleven thuis.

vrijdag 23 april 2010

De woorden, en het boek

Vind je het gek dat ik de dingen soms in twijfel trek? Hoe kan ik spreken, hoe kan ik de woorden nog uitspreken alsof ze me vertrouwd zijn? Verliefd zijn, van iemand houden, verlangen, missen, slapen, ontbijten, werken, reizen, schrijven; die woorden zijn iets anders gaan betekenen. En ik kijk achterdochtig naar de andere woorden. Het is alsof het binnenwerk van mijn woordenboek overnight vervangen is door een ander exemplaar.

Ik blader naar bladzijden die ik nog niet eerder opgeslagen heb en lees nieuwe woorden. Het boek ruikt fris, en ligt licht in de hand. Toch moet ik er aan wennen, aan wat ik lees. Ik zoek ook de oude lemma’s, waarvan ik iets dacht te begrijpen en tref dan nieuwe betekenissen aan, veranderde betekenissen, onbekende betekenissen soms. Het woordenboek lijkt gezuiverd, gemanipuleerd door mensenhanden. Ik herken niet wat ik zocht, en moet het doen met wat ik aantref. Ik vind het mooi wat ik ervan begrijp, maar ik durf er nog niet op te vertrouwen, en aarzel soms nog er iets van te maken. Ik zeg nog steeds ‘Ik weet het niet zeker’ aan het einde van zinnen vol woorden van nieuwe betekenis. Maar misschien moet ik niet langer onzeker zijn. Een nieuw woordenboek voor een nieuw boek, dat is een cadeau dat alleen zij me kon geven, en ik ben er blij mee.

donderdag 22 april 2010

De namen, en het verband

Op een lang vel papier schreef zij de namen op. We bedachten categorieën, en zij zette de namen in rijtjes, soms met associaties zoals de doorgestreepte naam van een partner, als ‘112’, ‘Praxis’ of ‘Keulen, maar nu niet meer’. Er waren namen die onder twee of drie categorieën geplaatst werden, verbanden tussen namen, namen die eigenlijk afgevoerd konden worden van het papier en een stuk of twee die nergens werden ingedeeld. Omdat ik ze niet onthouden kan, maakte zij er een tekening van. Huiswerk, op eigen verzoek, en een verhelderend tijdverdrijf, welbeschouwd.

We zaten naast elkaar en keken naar het eindresultaat. Wat we voor ons zagen, was het overzicht van de mensen die naast haar staan. In één oogopslag; een foto voor het geheugen. We zagen het belang van de plek waar ze nu woont, waar ze werkt en van de school die ze meer dan twintig jaar geleden gevolgd heeft. De haltes van haar leven op dit moment. En ik zag hoe veel namen er stonden. Want het verband tussen de namen was ook groot; het verband, dat is zij zelf.

woensdag 21 april 2010

dinsdag 20 april 2010

Vaderfiguur

Zo’n twintig jaar geleden maakte ik volop aantekeningen voor een boek over Andrei Tarkovskij. Hoe goed ik zijn films ook vond, hoezeer ik zijn ideeën over film ook deelde, aan de verhalen die ik over hem las, hield ik geen al te plezierige indruk van de man zelf over. Toch kan ik me tot op de dag van vandaag aan de vorming door zijn werk niet onttrekken, en ik wil dat ook niet. Hij is ondertussen veel minder heilige en veel meer mens geworden door wat ik van hem weet. Je zou zelfs kunnen zeggen dat hij geen vriend, maar zoiets als familie, een adoptievader geworden is misschien. Ik heb hem dan ook niet zelf uitgekozen, als een vriend of vriendin; hij kwam op mijn pad, en ik kan hem zowel haten als liefhebben, maar niet kwijtraken. Hij zal nooit een biografie van me krijgen, en zeker ook geen hagiografie. Maar hij blijft onvermijdelijk in mijn leven aanwezig – en dat is zo sinds ik kennismaakte met zijn films, op zijn sterfdag in 1986, waarover later misschien nog eens.

Twee weken geleden schoof ik van stoel naar stoel in het filmhuis, tot ik voor mijn gevoel eindelijk op een aangename plek zat om te kunnen eten. J. wees me erop dat ik daar precies onder de portretfoto van Tarkovskij zat, die aan de muur achter mij hing.
Donderdag kocht ik een boekje met foto’s van Tarkovskij, Lichtbilder (München 2009), waarvan ik jaren geleden in Italië het origineel had gezien. Zijn foto’s bleken polaroids te zijn… iets dat mij destijds volkomen was ontgaan. In de Duitse vertaling van de inleiding op de foto’s schrijft dichter en scenarioschrijver Tonino Guerra: ‘Tarkovskij dachte oft über das Fliehen der Zeit nach, und tatsächlich wollte er sie mit diesen raschen Blicken der Polaroidkamera festhalten. (…) Es sind Bilder wie Schwärme von Schmetterlingen vor den Augen dessen, der die Kürze des Lebens ahnt – eine Ahnung, die nicht mit der damals noch fernen Krankheit zu tun hatte, sondern mit dem Wissen, dass alles aus flüchtigen Blicken besteht, die man auf einer Reise der raschen Atemzüge bei sich tragen sollte.' (p. 7)
De rillingen liepen over mijn rug. Dit was wat je noemt een teken van lotsverbondenheid, onvermijdelijk als een bloedband. Hij keerde weer terug in mijn bestaan, door de boekbladzijden in mijn handen, door mijn eigen blik misschien, en nu in deze polaroid. De mijne.

vrijdag 16 april 2010

Uit de leeszaal (38)

‘De meest overtuigende analytici van de rusteloosheid waren dikwijls mensen die om een of andere reden aan één plek waren gekluisterd: Pascal door maagkwalen en migraines, Baudelaire door verdovende middelen, Sint Jan van het Kruis door de tralies van zijn cel. Er zijn Franse critici die zouden beweren dat Proust, de kluizenaar in de met kurk beklede kamer, de grootste literaire reiziger was.’

(...)

‘Robert Burton – honkvaste kamergeleerde te Oxford – besteedde een enorme hoeveelheid tijd en studie aan het bewijzen van de stelling dat reizen geen vloek was, maar een remedie tegen melancholie: dat wil zeggen, tegen depressies van het sedentaire bestaan:

“Het firmament zelve draait voortdurend rond, de zon komt op en gaat onder, de maan wast, sterren en planeten beschrijven hun vaste baan, de lucht wordt nog immer heen en weer geslingerd door de wind, de wateren bewegen in eb en vloed, ongetwijfeld tot hun behoud, om ons te leren dat we altijd in beweging moeten blijven.”
Of:
“Tegen deze kwaal (melancholie) bestaat geen beter middel dan verandering van lucht, dan heen en weer te zwerven, zoals die Tartari Zalmohenses die in horden rondtrekken en zich laten leiden door tijden, plaatsen en seizoenen.”
De Anatomie van de Melancholie’

[Bruce Chatwin, De gezongen aarde, p. 167, 173-174.]

woensdag 14 april 2010

maandag 12 april 2010

De waarde van het nieuws

Wanneer ik krantlees, betreft het vaak een inhaalslag. Zo had ik pas vandaag tijd voor de kranten van vrijdag, zaterdag en vandaag. Ik vind dat ik er geen kan overslaan, maar besef tegelijkertijd dat ik de hele dag nodig zou hebben, zou ik ze volledig willen lezen. Dat doe ik dus ook niet. Ik lees dus niet alles en in de artikelen die ik wel lees, lees ik tegen de nieuwshiërarchie in, ga op zoek naar steekwoorden waar mijn ogen aan blijven haken, of lees ze van achteren naar voren, waardoor ik het feitelijke nieuws het laatst lees (als ik er al aan toekom), pas na de opvallende, kenmerkende details van een voorval, de human interest passages en de voorbeelden.
Krantlezen is ontspanning voor mij, zodanig zelfs, dat ik mij vandaag afvroeg wat ik er überhaupt van onthoud. Ik sloot mijn ogen en testte of ik nog na zou kunnen vertellen wat ik zojuist gelezen had. Het kon heel goed zijn dat alles me ontgaan was, dat het lezen een vorm van alert dromen was geweest.

Dit weekend had ik iemand een klassiek voorbeeld horen geven van een black-out: zo hard hebben gestudeerd voor een tentamen en dan op het moment dat er vragen worden gesteld, niets meer weten. Uit de tijd dat ik zelf studeerde, herinnerde ik me iets anders. De avond voor een tentamen had ik tijdens het studeren altijd een moment waarop ik ogenschijnlijk helemaal niets meer wist en ook geen kennis meer kon opnemen. Dat was voor mij het teken om te stoppen. Ik kon rustig slapen en de dag erna meestal tevreden vaststellen dat ik voldoende wist. Alleen gerichte tentamenvragen konden de goed opgeborgen kennis tevoorschijn trekken.
Ik wist nog dat het 15.50 uur was toen Cancellara zondag een tandje bijschakelde en wegreed van de anderen; dat de oud president van Kirgizië toch een terechtstelling in het vooruitzicht was gesteld, in plaats van een eerder aangeboden vrijgeleide, en dreigde met een bloedbad als hij zou worden aangevallen; dat de buren van Jan Mulder gele bloemen hadden ingezaaid in de tuin van zijn huis in Groningen én dat de president van Polen al eens eerder een vliegtuig op een onorthodox moment tot landen gedwongen had, en mogelijk dus verantwoordelijk was voor zijn eigen dood, die van zijn vrouw en nog 94 anderen bij Smolensk.
Het is misschien beter mezelf de vraag te stellen wat eigenlijk de waarde van het nieuws is. Morgen is er weer nieuws; het nieuws van gisteren is alweer achterhaald, dat van vandaag zal het morgen zijn en doorgaans betreft het sowieso variaties op een thema. Dat valt op als je krant van vrijdag, zaterdag en maandag achter elkaar leest. De noodzaak te onthouden is dus ook niet aanwezig. Er is trouwens ook niemand die je overhoort.

zondag 11 april 2010

zaterdag 10 april 2010

vrijdag 9 april 2010

donderdag 8 april 2010

De vertraging

Terwijl ik voor mijn gevoel steeds fitter van lijf en frisser van geest begin te worden, terwijl de lente komt en terwijl ik gelukkig ben, lijkt mij toch wat te ontgaan. Zo kan ik soms slechts met de grootste moeite navertellen wat ik op een dag precies gedaan heb. Het enige dat me te binnen schieten wil, zijn de dingen die ik had willen doen, maar waar ik niet aan toegekomen ben. Dat kan natuurlijk aan mijn haperende geheugen liggen, maar ik geloof dat er iets anders aan de hand is. Terwijl ik geniet van de zon, terwijl ik geniet van de zonnigheid in mijn bestaan en terwijl heel weinig me meer echt dwars zit of voor problemen stelt, komt er ook weinig uit mijn handen. Ik flaneer door de stad als een aristocratische fat; een lethargische, ironische, slechts etende, drinkende, vrijende, rondkijkende en lezende consument die geld aan het opmaken is. Zo ken ik mezelf niet. Deze rust moet bedrieglijk zijn. Het kan niet anders of er zijn processen aan het werk die zich aan mijn bewustzijn onttrekken. In mijn diepste diepten scant een programma waarschijnlijk alle items af, op zoek naar virussen en spionnen die door de verdedigingsmuur gedrongen zijn. Ik kan het me goed voorstellen, maar kan alleen de vertraging constateren. Ik kan er met mijn gedachten niet bij. Misschien is dat wel goed zo.

woensdag 7 april 2010

dinsdag 6 april 2010

The wild places

Uitgehongerd en verwaaid van geest, na een dwaaltocht door de wind, door loodsen en langs de rivier, ging ik op de weg terug naar huis. Ik plaatste mijn bestelling in de snackbar van lineaalrechte slaapvoorstad H. en wachtte op de afroep. Schuin voor mij deed een oudere heer hetzelfde. Hij doodde zijn tijd met het lezen van een boek. Ik keek langs zijn bovenarm op de bladzijden en zag foto’s tussen de tekst staan. Ik aarzelde en aarzelde, maar het lege wachten of de hongerige maag verdreef uiteindelijk mijn vlaag van verlegenheid. Ik vroeg hem wat hij aan het lezen was. Hij liet het me zien: The wild places van Robert McFarlane. Het verhaalde volgens hem over de laatste ‘wilde’ plekken in Engeland; plaatsen die door mensenhand niet noemenswaardig waren aangeraakt. Over de diepten van een land, in tijd en plaats en ongerepte natuur. Ik wilde hem vragen stellen, maar hoorde op dat moment ‘Nummer 96’ vanachter de counter met het groen omkrulde ruilverkavelingslandschap van vlees en vegetarische snacks. Mijn bestelling.
‘Je moet het zeker lezen,’ zei de oudere heer, en ik beschouwde het als een teken, misschien. Een opdracht, zeker.

maandag 5 april 2010

Uit de leeszaal (37)

‘Een lied,’ zei hij, ‘was tegelijkertijd kaart en kompas. Als je het lied kende, kon je altijd de weg door het land vinden.’
‘En volgt iemand die “aan de zwerf” is altijd een van die Zangsporen?
‘Vroeger wel, ja. Tegenwoordig nemen ze de trein of de auto.’
‘En als zo’n man afweek van zijn Zangspoor?’
‘Dan was hij op verboden terrein. Daar kan hij een speer voor door zijn bast krijgen.’
‘Maar zolang hij zich aan het spoor hield, zou hij altijd mensen tegenkomen die zijn “Droom” deelden? En dat waren dan in feite zijn broeders?’
‘Ja.’
‘Van wie hij dus gastvrijheid mocht verwachten?’
‘En zij van hem.’
‘Dus het lied is een soort paspoort en voedselbron?’
‘Het zit weer wat ingewikkelder in elkaar.’
In theorie kon heel Australië gelezen worden als een muziekpartituur. Er was vrijwel geen rots of beek in het land die niet was of kon worden gezongen. Misschien moest je je de Zangsporen voorstellen als een spaghetti van Iliassen en Odyssees, die alle kanten opkronkelden en waarvan elke ‘episode’ te lezen was als een geologische aanduiding.
‘Met episode,’ vroeg ik, ‘bedoel je zeker “heilige plek”?’
‘Klopt.’
[Bruce Chatwin, De gezongen aarde, p. 17-18.]

zondag 4 april 2010

zaterdag 3 april 2010

Geen conclusies

Misschien, wellicht, vermoedelijk – het zijn woorden die ik hier vaak gebruik. Ik formuleer graag hypotheses, veronderstellingen en vermoedens, in de enige zekerheid dat ze precies dat zijn wat ze zijn; een mogelijk begin van iets, van begrip misschien. In mijn eigen woorden, maar bijvoorbeeld ook in die van filosofisch geïnspireerde krantencolumnisten als M. Februari en Bas Haring herken ik het zoeken, het met vermoedens en vragen omcirkelen van wat de waarheid moet zijn, maar vermoedelijk leegte, niets is. In ieder geval niet iets dat vaststaat en (be)grijpbaar is. Waardoor wat zij en ik schrijven ook nietszeggend kan lijken, hol in het midden. Het zij zo, maar het is niet zo.

Ik geloof daarom oprecht in het worden, het eindeloze worden van de dingen, en in veranderingen onder invloed – van wie, of wat, in welke situatie dan ook. Ik maak me natuurlijk voorstellingen van een nabije toekomst, ook ik maak plannen en afspraken, stel mijzelf doelen en denk na. Ook ik wil geloven dat sommige dingen blijven zoals ze zijn omdat ze goed zijn zoals ze zijn of anders worden als ze dat niet zijn. Dat is een overlevingsstrategie. Maar in wezen zijn er geen conclusies mogelijk, dat is mijn stellige overtuiging. Je kunt standpunten innemen, vaststellingen doen opdat het voor iedereen duidelijk is wat het zou moeten zijn, inclusief voor jezelf – maar daarmee is het niet noodzakelijk waar. Het is misschien goed bedacht, en soms kun je je gevoel er ook nog mee manipuleren – dat weet ik als geen ander, ik doe het nog steeds, soms. Maar het is toch niet echt wat het is, al kan ik me daarin natuurlijk vergissen.
Leven in de overtuiging van het worden betekent niet dat je onbevangen tegenover de dingen staat, wel dat je alles een kans geeft, ook al is het er maar één. Het betekent een streven naar verandering, naar ontwikkeling, hoe klein ook. Tegenslag kan zo ook een avontuur worden. Onverwachte gebeurtenissen bestaan alleen bij de gratie van een verwachtingspatroon. Iedere gebeurtenis is van zichzelf onverwacht en biedt daardoor kansen op verrassing, verrijking, nieuwe mogelijkheden. Iedere dag is een nieuwe. Iedere ontmoeting kan open en democratisch beginnen, opnieuw beginnen ook, net zolang tot het tegendeel blijkt. Zelfs herhaling heeft in eerste instantie schoonheid, al wordt het toch een grap, en daarna een steeds slechtere grap, een voorteken van het einde, de dagelijkse dood. Omdat herhaling het worden uitsluit.
Deze overtuiging levert wel onrust op, dat moet ik toegeven. Onzekerheid ook, fundamentele onzekerheid zelfs. Ik wil dat graag als zodanig identificeren, al vloeit de overtuiging voort uit mijn particuliere gedachten, mijn eigen gevoel, en heb ik met niemand overlegd over de conclusies.

Tijd voor muziek: