donderdag 30 juni 2011

Fietsen over Flughafen Tempelhof

Na een rijke historie als vliegveld en megalomaan architectonisch gedrocht, is het veld van het Berlijnse Tempelhof sinds een jaar nu park geworden. Je kunt er wandelen, in het gras liggen en barbecueën, vliegeren en skaten – behalve daar waar de vogels broeden en waar de ekofielen hun getimmerde kistjestuintjes hebben staan. Er staan echter nauwelijks bomen, dus voor verkoeling moet je er niet zijn, hooguit op het terras van het café dat er nu zit. Op deze kale elleboog van de stad, waarvan het water de projectontwikkelaars natuurlijk vanuit de mondhoeken gutst, is het echter vooral leuk om over de startbanen te fietsen, al is dat in de brandende zon geen aanrader. Een onwerkelijke sensatie van ruimte en snelheid overvalt je, door de breedte van het asfalt en het ontbreken van de gebruikelijke oriëntatie. Bovendien: het voelt als een overwinning op de geschiedenis en een dikke middelvinger naar de begeerte van speculanten tegelijk. Voor zolang het duurt.


woensdag 29 juni 2011

zaterdag 25 juni 2011

vrijdag 24 juni 2011

Nummer 606, en verder

Ik ben toe aan blogpost nummer 606. Mijn oorspronkelijke idee voor de afleveringen was dat iedere dag zijn vermeldenswaardige inzicht of ontmoeting heeft, en dat ik daarover zou schrijven. Of een foto zou maken die evenzeer het meest belangwekkende van de dag zou weergeven. De praktijk is echter dat niet iedere dag de tijd en gelegenheid biedt om iets te maken en, laten we eerlijk zijn, niet alle dagen en ontmoetingen ook even inspirerend blijken. Bovendien: inzichten moeten soms rijpen, zodat er soms meerdere dagen verstrijken voor ik dat in de juiste bewoordingen kan gieten.
Dus begon ik met een serie over wat ik lees, met fotoreeksen van verzamelingen en associatieve beeldverbindingen met de steden waar ik graag ben. Ik maakte reclame voor het werk van anderen of dat van mijzelf en schreef soms een mini-essay. Alle hadden zij welbeschouwd minder uit te staan met de dag waarop ze werden gepubliceerd.
Na 605 posts vraag ik me dan ook af: moet ik ‘back to basic’, ook al betekent dat soms het schrijven van maar één enkele zin, die dan ook nog over de leegte en de vermoeidheid kan gaan? Of zal ik van alle stukjes die nog niet zijn geplaatst, of die ik wel bedacht maar nog niet geschreven heb, een nieuwe serie ‘archeologische’ blogposts maken? Ik weet het nog niet.

Wat ik wel weet, is dat er ergens in de komende maanden veel zal veranderen voor Polaroid van de dag. De blog wordt opgenomen in een groter geheel, namelijk dat van mijn nieuwe website. Daar wordt op dit moment nog aan gewerkt. Zodra de verhuizing aanstaande is, laat ik dat natuurlijk weten. Het nieuwe huis betekent in ieder geval: ruimte voor nieuwe labels en nieuwe series, nieuwe energie. Ik begin opnieuw. Iedere dag weer. Eigenlijk verandert er dus niets.

donderdag 23 juni 2011

Uit de leeszaal (64)

‘Hij houdt het voor gezien.’
‘Het is Tonio ten voeten uit. Als hij de werking van iets, een machine of een natuurverschijnsel, eenmaal heeft doorgrond, verliest hij zijn geduld. Er is meer in de wereld dat zijn aandacht opeist. (…)
Maar sinds Zwarte Pinksterdag bijna elf jaar later blijft mijn herinnering aan de zonsverduistering steken bij Tonio’s afhaken. ‘Zo, en nu wil ik er niets meer mee te maken hebben.’ Op momenten dat zijn dood echt tot me doordringt, en de kou en de schrik me om het hart slaan, ligt weer dat zielloze schijnsel van de eclips over de wereld, die net als toen z’n adem met vogelgefluit en al inhoudt. Al het andere (de heldere dageraad, de stekende zon aan een egaal blauwe hemel, de contrastrijke avondschemering) is illusie, een herinnering aan hoe het mogelijk ooit geweest is. Er is een schaduw over gevallen – niet de vitale schaduw, die de sterkte en de beweeglijkheid van de zon aangeeft, maar de valse, giftige schaduw van de zonsverduistering, allesdoordringend en alles besmettend.’
[A.F.Th. van der Heijden, Tonio, p. 628-629.]

woensdag 22 juni 2011

maandag 20 juni 2011

Afzegging voor de Mars

In de Volkskrant stond afgelopen vrijdag een column van Rutger Ponzen onder de titel ‘Vijf tips voor artistieke actie’, als reactie op de destructieve politiek van Kulturkammer Zijlstra. Hij suggereerde onder andere het als Christo inpakken van de Moerdijkbrug en het blokkeren van de snelweg met de Olifantenbeelden van Tom Claassen:

‘Doel moet zijn om het openbare leven te frustreren, de economie financieel te treffen en het electoraat in beweging te brengen. Maar vooral om de spierballen te tonen. Omdat ludieke acties alleen maar bevestigen dat de kunstwereld een tandeloze gekte vertegenwoordigt die je niet moet subsidiëren, zoals Zijlstra meent.’

Ook ik heb mij het hoofd gebroken over passende acties, die de politiek raken, pijn doen in de spelonk waar ooit het hart zat. In eerste instantie kwam ik ook op nogal destructieve ideeën (creatief terrorisme, pesterijen, of juist: de ironische bevestiging geven dat Zijlstra de Heiland is die ons verlost van al onze zonden en van het Kwaad). De zogenaamde Mars der Beschaving komt in de goede richting wat mij betreft, maar op beide marsdagen ben ik in een inspirerend buitenland (overigens geheel door mijzelf gefinancierd) en kan ik dus niet meelopen.

Mijn suggestie voor gerichte actie is dan ook: staken! Alle theaters en musea sluiten, alle drukpersen stopzetten, alle wilgen volhangen met muziekinstrumenten. Geen concerten, boeken, tentoonstellingen en voorstellingen meer – tot nader order. Dan zal een koude tochtstroom opsteken, dan wordt het heel stil en lelijk in Nederland. Dan zullen we niet meer verrast worden door iets nieuws en eigenzinnigs, iets dat ons daarvoor nog onbekend was.
Wijsheid (noem het desnoods: meerwaarde) is een even ongrijpbaar als begerenswaardig fenomeen, dat gepaard gaat met inzicht, nieuwe perspectieven, kennismaken met het andere. Het komt meestal met de jaren en met niets dan zichzelf als doel. Kunst brengt je waar je niet om hebt gevraagd, waarnaar je niet hebt kunnen zoeken omdat je niet wist dat het bestond. Het raakt je zoals geen koelkast, e-reader of i-pad dat kan. Het is geen product. Het heeft waarde, meerwaarde, maar ook een prijs – op zijn minst die van het arbeidsloon van alle uren die de kunstenaar erin geïnvesteerd heeft. Dat te ontkennen, is een belediging die van niets anders dan onwetendheid kan getuigen. Een koud, dor en vooral dodelijk saai Nederland zal dan je deel zijn. Voorspelbare artistieke hoererij is wat ons overblijft – tot we ons kapot vervelen.

Ik vrees echter dat het niet om argumenten, niet om redelijkheid, zelfs niet om gevoel gaat. Iedere artistieke actie zal vermoedelijk stuklopen op de meewarige glimlach van de staatssecretaris. De politiek wordt nu eenmaal gevoed door een Aspergeriaanse volksmoraal, en gedomineerd door de dictatuur van de marktwerking. Zijlstra begrijpt het niet, omdat hij niet in staat is het te begrijpen. Wij moeten ons maar in zijn positie verplaatsen, begrip opbrengen voor zijn domheid. Hij heeft een doel voor ogen, en dat zal hij bereiken ook, met behulp van zijn waanzinnige, slecht doorrekende logica. Goed dan: wie niet betaalt, krijgt dus niets meer, wat mij betreft.

Ik zou er graag over een jaar of tien nog eens op terugkomen, ik zeg het maar vast. Al ben ik bang dat we dan geen tijd meer zullen hebben voor een goed gesprek over ons falende collectieve geheugen, omdat we dan waarschijnlijk veel te druk zijn met het repareren van de schade. Aan het onderwijs, de gezondheidszorg en de psychiatrie, aan de sociale werkvoorziening en de arbeidsmarkt, aan de wetenschappen en de kunsten… en aan de moraal in dit land.

zondag 19 juni 2011

C22071

Dat was het dan. Ik hield de bus met nr. C22071 in mijn handen – alles wat er over was van mijn vader – en zette hem in de cel van de betonnen honingraat op de begraafplaats die voor hem bedoeld was. Met een marmeren plaat met inscriptie werd de cel gedicht en we namen kort afscheid. De kinderen lieten ieder een witte ballon op, met een tekening op een kaartje eraan. Het was windstil en we hadden ingeschat dat het niet nodig zou zijn om verder weg op een open plek te gaan staan teneinde het in plastic gesnoerde helium weg te laten vliegen. De kinderen lieten alle vier tegelijk los en prompt… zochten de ballonnen de kortste weg naar de takken van de dichtstbijzijnde boom. We lachten om onze domheid, en zagen er ook de schoonheid van in. We bleven nog even, met onze gedachten aan hem.

Een van de ballonnen koos vlak daarna toch het luchtruim en was, in geen tijd, een stipje, een bijna onvindbaar stipje tegen het wolkendek. De andere zullen die nacht, of de volgende ochtend, wel door de wind uit de takken geschud zijn, tussen de regenbuien door.
Verdrietig was het met nr. C22071 maar een beetje. Het was vooral jammer dat mijn vader er niet meer bij kon zijn.

donderdag 16 juni 2011

woensdag 15 juni 2011

Oom

Vandaag hoorde ik weer een mensenleven aan mij voorbij trekken na de dood – tijdens de herdenkingsdienst van een oom. Hij was in mijn beleving als kleine jongen mijn enige verbinding met een ‘grote stad’, al zette hij in Amsterdam Noord eigenlijk het dorpsleven voort waar hij uit afkomstig was. In de woorden waarmee de zoon, dochter en kleinzoon over hem spraken, herkende ik karaktertrekken die ook in andere takken van de familie verspreid zijn, net zoals de namen, neuzen, grappen en waarden van opa en oma, ooms en tantes, neven en nichten al generaties lang in allerlei subtiele variaties circuleren. Zijn ouders, mijn grootouders – daar ligt de verbinding die mijn oom en zijn nageslacht ook aan mij verbindt – en ik herinnerde het me niet alleen, ik voelde het weer even vandaag.
Wat ook voorbij kwam, was een stuk Nederlandse geschiedenis. Mijn oom, die zich na een korte loopbaan in de binnen(scheep)vaart had opgewerkt van sluisknecht tot sluismeester aan de Willemssluis in Amsterdam en er 31 jaar naast woonde, had eerder drie jaar van zijn leven noodgedwongen doorgebracht in Indonesië, als ziekenverzorger tijdens de politionele acties. Hij heeft er, tot voor kort, nooit een woord over gezegd. Pas onlangs had hij er blijk van gegeven daar verschrikkelijke dingen te hebben meegemaakt, al wilde hij tegelijk onderstrepen dat hij trots bleef op die tijd. Ook dat fenomeen stierf vorige week – in onze familie dan toch.

dinsdag 14 juni 2011

Uit de leeszaal (63)

‘Is dit nou beschaving?’ vatte ik onderweg tegenover Mirjam mijn walging nog eens samen. ‘Een maatschappij, een samenleving, een stad… dat behoort overwinning op de wanorde te zijn. Het is een organisatie die niets aan het toeval overlaat, althans dat zo min mogelijk probeert te doen. De chaos vindt altijd wel ergens een kier om de orde binnen te dringen. Maar het streven dient altijd ordening, organisatie, beheersing van de chaos te zijn. Toch? Ik wil best geloven dat op dat uur het oranje licht laten knipperen minder riskant is dan met rood en groen werken. (…) Tonio was het slachtoffer van de uitzondering. De kleinere nederlaag die het systeem lijdt, ten nadele van de grotere. Het vreselijke is dat de samenleving haar verlies vanzelfsprekend neemt… zwijgend… Het is nou eenmaal ingecalculeerd. Het gevolg is dat niemand zich over ons buigt. Geen verontschuldigend woord, niets. IJskoude stilte. Wij blijven gewoon belasting betalen voor de nachtelijke organisatie van de Amsterdamse stoplichten. Niemand maalt er verder om. Wij dienen ons verlies te nemen zoals zij hun verlies nemen. Als een bedrijfsongevalletje.’
[A.F.Th. van der Heijden, Tonio, p. 409-410.]

zaterdag 11 juni 2011

donderdag 9 juni 2011

Straatjutten

Kinderen vervelen zich, 'weten niet wat ze moeten doen'. Politici, medici en andere beslissingsbevoegde personen kijken in lange, donkere tunnels zonder einde. Anderen zijn specialist geworden op hun vakgebied, de beste in een bepaalde discipline soms en zijn hun omgeving uit het oog verloren. Wat zij gemeen hebben is dat ze vroeg of laat op zoek zijn naar een goed idee om een omwenteling, een doorbraak, vooruitgang te bewerkstelligen. Dat idee kan eenvoudig zijn, heel eenvoudig zelfs, maar daarvoor moet je wel ontvankelijk willen zijn voor de inspiratie uit onverwachte hoek.
Ik heb de indruk dat de verveling groter, de kokers en tunnels langer en de specialisering enger zijn geworden en dat er, zoals dat heet, een steeds groter 'gat in de markt' is ontstaan voor lessen in vrijdenken, in creativiteit. Die beginnen, zo is ook al sinds mensenheugenis bekend, met de imitatie van goede voorbeelden.

Niet zo lang geleden pakten de kinderen en ik er kranten bij om, gewapend met een zwarte stift, schrapgedichten te maken in de stijl van Dimitri Antonissen. Deze week maakten we met de inhoud van de broekzakken van F., die van alles meeneemt dat ze op straat vindt, een begin met assemblages in de geest van de straatjutter. Een prachtig en o zo eenvoudig idee, dat meer belangstelling verdient. Net als het straatjutten zelf, in welke vorm dan ook.

woensdag 8 juni 2011

dinsdag 7 juni 2011

Het ontstaan van gelijkenis

Gisteravond belde ik vriend M., in verband met het overlijden van zijn vader. Hij vertelde onder andere over de Bijbel die hij toebedeeld gekregen had. Het deed me denken aan het gesprek dat ik een paar maanden geleden met N. had over de spullen waar je na verloop van een aantal verhuizingen toch maar afstand van doet. Hij bewaarde nog een kleine, driedelige encyclopedie, na jarenlang de van zijn ouders geërfde Grote Oosthoek (twintig delen) als een loodzware last van huis naar huis te hebben getorst. Die twintig delen had hij overigens van A tot Z gelezen, wat mij nauwelijks verbaasde, zoals er – dus – weinig was dat hem op zijn beurt nog verbazen kon, of waar hij niet iets van wist.
Als ik, door een telefoongesprek als dat van gisteren, weer eens over mijn eigen vader denk, dan denk ik aan zijn verzamelingen: de dunne schrijfpennetjes bijvoorbeeld, of de ongekreukte 50 euro biljetten, de Keulse potten. Zijn afwezigheid is voelbaar in zijn nu verweesde verzamelingen; verzamelingen waaraan de verzamelaar ontbreekt.
Een van zijn andere verzamelingen was een collectie zakdoeken – door mijn moeder tot keurige vierkanten platte stapeltjes katoen gestreken. Die heb ik recentelijk van haar gekregen en ondertussen in gebruik genomen. Ik ben waarschijnlijk een der laatste Mohikanen die zijn neus nog snuit in een katoenen zakdoek, maar ook voor vette kindervingers, onverwachte bloedneuzen en tranen, of andere opportune vlekken komen ze heel goed van pas. Zodanig zelfs, dat ik nu vaak twee exemplaren op zak heb – net zoals hij.

maandag 6 juni 2011