Twee weken geleden schoof ik van stoel naar stoel in het filmhuis, tot ik voor mijn gevoel eindelijk op een aangename plek zat om te kunnen eten. J. wees me erop dat ik daar precies onder de portretfoto van Tarkovskij zat, die aan de muur achter mij hing.Donderdag kocht ik een boekje met foto’s van Tarkovskij, Lichtbilder (München 2009), waarvan ik jaren geleden in Italië het origineel had gezien. Zijn foto’s bleken polaroids te zijn… iets dat mij destijds volkomen was ontgaan. In de Duitse vertaling van de inleiding op de foto’s schrijft dichter en scenarioschrijver Tonino Guerra: ‘Tarkovskij dachte oft über das Fliehen der Zeit nach, und tatsächlich wollte er sie mit diesen raschen Blicken der Polaroidkamera festhalten. (…) Es sind Bilder wie Schwärme von Schmetterlingen vor den Augen dessen, der die Kürze des Lebens ahnt – eine Ahnung, die nicht mit der damals noch fernen Krankheit zu tun hatte, sondern mit dem Wissen, dass alles aus flüchtigen Blicken besteht, die man auf einer Reise der raschen Atemzüge bei sich tragen sollte.' (p. 7)
De rillingen liepen over mijn rug. Dit was wat je noemt een teken van lotsverbondenheid, onvermijdelijk als een bloedband. Hij keerde weer terug in mijn bestaan, door de boekbladzijden in mijn handen, door mijn eigen blik misschien, en nu in deze polaroid. De mijne.
