Hij vertelde dat hij met zijn schip vaak in Nederland was geweest, en een van zijn voorouders uit Groningen kwam. Ik vroeg of hij nu een beetje kon ‘aarden’, op de wal. Hij schudde zijn hoofd. Hij was nu twee jaar met pensioen en vond het niks. En dan al die rampspoed... Blijkbaar schoten hem ineens de zand- en grindgaten langs de Nederlandse rivieren tebinnen, en hij begon zijn bezorgdheid uit te drukken over de gaswinning in Slochteren, de mijnen, de oliewinning onder zee: hij schetste het beeld van een planeet waarin maar steeds meer gaten werden geboord, tot hij uiteindelijk helemaal uitgehold was. Ik poogde hem nog op andere gedachten te brengen, door te stellen dat met al het materiaal uit die gaten toch ook weer materie werd opgericht (bruggen, gebouwen) en dat het elkaar misschien in evenwicht hield. Maar hij reageerde er niet op. Hij ging met zijn geestesoog juist dieper de gaten in, op weg naar de kern van de zaak: ‘Kende gij magma? Kende ge dat? Weet ge wat de temperatuur van magma is? Weet ge dat? 4500 graden, 4500 graden. Dat zeiden ze gisteren op de televisie.’En hij keek voor zich uit alsof hij het magma zelf zag branden.
