Ons verblijf in Saarland en de Hunsrück was vooral een verblijf in de buitenlucht. In glooiende landschappen van gras- en korenvelden en fruitbomen, in steile heuvelachtige gebieden vol bomen, wijnstokken en beken. Alles draaide om de paarden, de koeien, de konijnen, de roofvogels en de wolven, om leisteen en edelsteen, om waar de wolken mee dreigden, om halo’s en windhozen, om zon en om bramen, frambozen en pruimen onderweg. We lunchten in een van de honderden jachthutten langs de velden, tuurden naar de lome wolven in het park van Werner Freund, staken onze armen en voeten in de het ijskoude water van het Pfarrer Kneipp Pfad en legden het meditatieve parcours van grint, boomstammen en gras af om onze wandeling daarna weer verkwikt te vervolgen.
Meerdere keren vergaten we wijn te kopen, het was ’s avonds te vroeg donker om nog veel te kunnen lezen en ook stroom namen we niet af. Daardoor waren we verstoken van alles wat ons normaal gesproken zo vaak afleidt van deze zuiverheid, en werden we uitsluitend door onze nabije omgeving, elkaar en de liefde in beslag genomen. Er kwam nauwelijks een idee meer in mij op. Pas na een dag of vier wilde ik weer wat gaan maken. Het was alleen maar nabijheid en aanwezigheid; samen waren we de essentie.