‘Over een week zal duidelijk worden dat al zijn voorspellingen fout waren. Dan vragen ze een andere deskundige, of misschien wel dezelfde, en die doet dan weer nieuwe voorspellingen, nog altijd even zeker van zijn zaak… (…) Hoe kan een discipline die er niet eens in slaagt verifieerbare voorspellingen te doen in godsnaam doorgaan voor een wetenschap? (…)
Een moord, zei ze tegen haar man, leek haar een door en door menselijke daad, weliswaar verbonden met de donkere zones van het menselijke, maar toch nog altijd menselijk. En kunst, om een ander voorbeeld te nemen, was overal mee verbonden, met de donkere zones, met de lichte zones, met de tussenliggende zones. De economie was bijna nergens mee verbonden, alleen met het meest machinale, voorspelbare, mechanische deel van de mens. Niet alleen was het geen wetenschap, het was ook geen kunst, het was al met al zo ongeveer niets.’
[Michel Houellebecq, De kaart en het gebied, p. 262-263]