maandag 23 mei 2011
Duizelingwekkend
Van wandelen door bossen en velden krijg ik zin om te gaan lezen en na het lezen verlang ik naar frisse lucht en het strekken van mijn benen. Het zijn communicerende vaten; idealiter in evenwicht. Gisteren daarentegen volgde ik niet veel meer dan een slakje dat een stoepje overstak en o ja, hielp ik ’s avonds nog wel een verdwaald egeltje het huis uit weer naar buiten. Maar daarna ging ik weer verder met het lezen van gedichten tot voor de tweede keer een lichte duizeligheid mij daarbij overviel. Misschien omdat ik er teveel achter elkaar gelezen had, alsof het een roman betrof, en ik misselijk werd van de beeldenstorm van drukinkt en papier. Of zat er een sluipend gif in de verzen? Ik had nog naar buiten moeten gaan, de avondlucht in, en een wandeling moeten maken onder de zich voorbij spoedende wolken, want nu, een dag later, borrelt en gist en stroomt er nog narigheid in mijn gestel.