Naast de ‘weg lopende in de richting Herkenbosch’ of ‘de weg langs het kerkhof’ in Roermond, op zo ongeveer het heetst van de dag, zweefden we maandag als twee geesten over de zerken op het oude kerkhof van Roermond, een van de oudste van Nederland (1785). Omdat we niet direct in de juiste richting waren gelopen, werd ons op het station de weg nogmaals uitgelegd door een wat nerveuze, geheel in het wit geklede man, die zei dat hij zelf tegenover het kerkhof had gewoond.
Hij vertelde dat wanneer er ’s winters sneeuw viel, de meeste grafzerken toch zichtbaar bleven, terwijl de paden en perken verdwenen onder een witte laag. Ik dacht meteen terug aan de ontbindingskunst van Martin uit den Boogaard, die ik vorig jaar zomer bij de Verbeke Foundation zag, en vertelde over de energie die op kerkhoven vrijkomt na de dood. Daarop vertelde de man in het wit dat op het oude kerkhof niet voor niets een groot aantal taxusbomen te vinden waren en menig (familie)graf van een ontluchtingspijp was voorzien.
We zouden ze inderdaad aantreffen. Net als het familiegraf van de voorouders van P., die er onlangs zijn vader nog had bijgelegd. Ik bracht hem een korte groet, ongeveer net zo lang als ik de man afgelopen jaar voor het eerst (en het laatst) gesproken had. We zagen op het kerkhof ook de opvallende, sterke scheiding in compartimenten naar geloofsgezindte; het deel voor de Joden, dat voor de protestanten en dat voor de katholieken. We misten het deel dat voor de ongelovigen, zelfmoordenaars en uit de Maas opgeviste lichamen is aangelegd, maar ik weet dat ook zij samen een compartiment delen. Wel liepen we nog langs de afdeling met de kleine, tragische zerkjes voor de gestorven kinderen. En we zagen grote ‘tuinen van de dood’ waarin de zusters Carmelitessen en de zusters van andere kloosterordes bij elkaar begraven lagen tussen het opschietende onkruid, wellicht zoals ze ooit naast elkaar sliepen op een kloosterzaal.
Bekend is het kerkhof vooral vanwege het graf van de protestantse kolonel Van Gorkum en zijn katholieke vrouw, de jonkvrouw Van Aefferden. Hun gemengde huwelijk werd eind negentiende eeuw niet geaccepteerd, en ook het naast elkaar worden begraven niet. Daarom lieten zij hun grafstenen symbolisch, door twee stenen handen die elkaar vasthielden over de scheidingsmuur, aan elkaar vastmaken. Verbintenis tot voorbij de dood.
De verzengende middagzon verhinderde dat we al te lang stilstonden bij deze wonderschone blijk van romantiek, maar we zagen dat het goed was – en dwaalden verder.