Gisteren en vandaag, de laatste twee werkdagen van deze week, was ik in de weer met het rode pennetje. Ik redigeer, ik corrigeer, ik reviseer teksten totdat ze voor publicatie geschikt zijn. Het is een bezigheid die mij keer op keer voor dilemma's stelt. Natuurlijk bieden woordenboeken en -lijsten en de grammatica zekere spelregels, maar daarnaast is er nog ongelofelijk veel ruimte voor verschil van smaak en stijl en uiteenlopende opvattingen van begrijpelijkheid en toegankelijkheid. Steeds weer vraag ik mij af waar ik mijn uitgangspunten vandaan moet halen en, naarmate de rode pennetjes-sessies langer duren (dagen, weken), of ik in mijn benadering wel consequent gebleven ben.
Ik weet als geen ander hoe groot de ergernis kan zijn als iemand aan je teksten schuurt en schaaft of gutst en beitelt - met zo'n rood pennetje. Als ik dan zelf de redacteur ben, denk ik soms, heel even, aan de schrijver van de tekst. Niet te lang, want empathie is niet raadzaam in dezen, niet in het voordeel van de tekst.
Ik zit regelmatig voor me uit te vloeken en te tieren over de teksten die ik onderhanden heb, over de onkunde en smakeloosheid van de auteur - en dat terwijl ik beter zou moeten weten. Vermoeiend. Het is goed dat ze ook weer voorbij gaan, de dagen van de revisor.