‘Nog moeilijker dan de ontregeling van het gebroken en gelijmde leven was de gezondheid te dragen van minuut tot minuut, van uur tot uur, van zichzelf tot zichzelf en van de een tot de ander. Want het bewustzijn eiste zijn tol – en hoe het gelag te betalen? Jack hoorde wel eens schrijvers beweren dat het boek zichzelf schreef. Ook het bewustzijn schreef zichzelf, en waar ze vroeger haperingen aanbrachten met de hulp van een sigaret, de cesuur van een glas wodka of de slaap-waak van hasjiesj, waren ze nu overgeleverd aan een continue stroom van aandacht.
Ze werden ziek van de tijd, van de volgens de precisie van de wiskunde registreerbare opeenvolging van gebeurtenissen, zelfs al gebeurde er in de vulgaire betekenis van het lemma ‘gebeuren’ niets.
In hun gezondheid duurden de dagen en nachten eindeloos, strekte de tijd zich uit als platgewalste mensen op een braakliggend terrein. Ze hadden al niet veel te vertellen gehad, nu nog minder. Dat was de tol van de gezondheid en Jack voelde zich er heerlijk bij, en angstig als nooit tevoren. Er speelde zich een leven af.'
[David Nolens, De kunst van het wachten, p. 53-54.]