Het was een bestemming die in de ogen van velen vermoedelijk geen noemenswaardige bestemming is, nummer zoveel: Mortsel-Oude God. Talloze keren was ik er al doorheen gejakkerd met de trein naar Brussel, nooit was ik er gestopt of uitgestapt. Vorige week fietste ik erheen, en nam er de tijd voor. Mortsel-Oude God is een samenvoeging van twee dorpskernen. Het vermoeden is dat ‘Oude God’ ontleend werd aan een heiligdom van de Romeinen, dat daar ooit langs de ‘heirbaan’ was gebouwd. Hoe het ook zij: het dorpje werd door ‘friendly fire’ per ongeluk platgebombardeerd op 5 april 1943. Oude God bestond sindsdien eigenlijk niet meer.
Ik reed naar Mortsel en stapte even af bij het station met de intrigerende naam, om daarna verder te fietsen naar de begraafplaats van Oude God – en ook die bleek er niet meer te zijn. Daar rust nu nog slechts het vermoeden van de dode zielen, in de min of meer rechtlijnige perken tussen de paden van een hondenuitlaatweide. Alleen een monument voor de gevallenen in de Eerste Wereldoorlog staat er nog overeind. Verder is zelfs de dood uit Oude God verdwenen.
Ik zoek vaker naar dingen die er niet meer zijn. Maar die dag vond ik werkelijk helemaal niets meer. Ja, het fort van Mortsel misschien, en de zieltogende luchthaven van Antwerpen, waar zo ongeveer één vluchtmogelijkheid per dag is (naar Londen, dat dan wel). Het was duidelijk tijd om naar huis te gaan.