In een interview met een jonge, debuterende schrijfster las ik dat zij haar verhalen eerst aan vrienden liet lezen, omdat die van haar eigen leeftijd waren en ‘dus mijn doelgroep’. De afgelopen week schreef ik teksten in opdracht, gericht op kinderen van basisschoolleeftijd. Die zwermden zaterdag ook rond mijn schrijftafel, zodat ik inderdaad proefballonnetjes kon oplaten bij mijn ‘doelgroep’. Ik stelde hen vragen als: ‘Wat zou je willen weten over de ringslang?’, ‘Hoeveel auto’s denk je dat er op die snelweg dagelijks voorbij komen?’ en las passages over broeihopen en salamanderpoelen voor om hun geboeidheid te peilen. Op basis van hun reacties kon ik de teksten vervolgens aanpassen. En nu maar hopen dat deze tienjarigen een beetje representatief waren. Literatuur werd het in ieder geval niet. Dat was gelukkig ook niet de opdracht. Literatuur onttrekt zich wat mij betreft dan ook aan de wetten van vraag en aanbod, al diskwalificeer ik mijzelf daarmee misschien van de heersende opvatting. Maar dat is het verdiende loon van heersende opvattingen.