zondag 31 juli 2011

Ochtendlijke omzwervingen

Er tekent zich een patroon af, in mijn dagen hier. Ik kan het niet helpen; zo is mijn natuur. Ik mag eens wat langer doorzakken, en wat langer slapen, eens een dag verzaken op alle fronten, maar in de basis houd ik van een zekere structuur, hoe anders die ook steeds zijn kan. Zo ga ik nu iedere ochtend na het ontbijt en de koffie de deur uit om in de buurt waar ik verblijf, een uurtje rond te lopen. Daarna keer ik terug om tot een uur of vijf, half zes te werken. Vervolgens drink ik een pintje op het terras, en lees een paar hoofdstukjes. Na het eten is er dan nog tijd voor een Polaroid van de dag en alles wat zich verder zo aandient.

De ochtendlijke omzwervingen hebben geen ander doel dan het bevredigen van mijn nieuwsgierigheid. Nou goed, misschien hoop ik ook wel op een interessante foto. Maar het lijkt alsof ik deze stad ‘kapot gefotografeerd’ heb; steeds vaker blijft de camera in de broekzak zitten, ook al ziet mijn geestesoog van alles dat het opmerken waard is.
Eergisterochtend verkende ik het buurtje achter station Antwerpen Dam, dat ingeklemd zit tussen het spoor, het Lobroekdok, de ring en nog twee toegangswegen tot de binnenstad. Ik wandelde langs eetcafé Het slachthuis, de Antwerpse rubberhandel (mét etalage), langs een leeg staand gebouw dat ooit aan de universiteit behoorde en het departement Diergeneeskunde huisvestte, langs een loods vol pallets met schuim zoals dat in meubels verwerkt wordt, café De Bonten Os en langs wat eruit ziet als min of meer reguliere huisvesting voor onaangepaste stadsbewoners. Ik keek naar half vergane borden aan de gevels, met daarop ‘Voeding Persoon’ en ‘De nieuwe Gazet’ en daaronder… niets van dat alles.
Over de dakgoot, vanuit een zolderraam, staart een zwarte man mij argwanend na. Waarom kijk ik naar zijn huis, en houd ik stil aan de overkant van de straat, met mijn camera in de hand? Wie ben ik en wat doe ik daar? De vragen die ik in zijn gedachtewolkje projecteer, zijn volkomen gelegitimeerd.

Verder maar weer dan, langs het zoveelste overwoekerde plaatsje met erachter een enorme, verlaten loods. Op het hek hangt een aankondiging van voorgenomen hergebruik van het terrein, waartegen eventueel bezwaar gemaakt kan worden. De aankondiging hangt er ook al weer enige tijd, en er is nog niets gebeurd.
Wat gesloten, verlaten en leeg lijkt in deze stad, is dat echter zeker niet altijd. Ook de neergelaten lamellen waarachter ik zit te werken, kunnen die indruk wekken. Waar voorheen nog uitgesproken leegstand en verval heerste in Antwerpen, beginnen opportunistische broodjeszaken nu hun nering in troosteloze uitvalswegen, ogenschijnlijk zonder bewoning in de nabijheid en hangen nu vrijwel overal plakkaten die renovatie, bouw of sloop aankondigen. De belofte van verbetering, vernieuwing en het op orde geraken van de stad verhult enigszins de werkeloosheid, papierloosheid, het isolement en de armoede die er nog wel degelijk zijn. De rij wachtenden voor de donderdagse voedselbedeling hier in de straat, is alleen maar langer geworden de afgelopen jaren. Al staan ook daar rasopportunisten tussen; de zigeuners. Waar wonen die eigenlijk?
Ik ben benieuwd wat het lot van deze stad zal zijn. Ontwikkeling en groei, verval en ondergang zijn stadia in een cyclisch proces dat ook steden als Antwerpen ondergaan. Het kan niet zo zijn dat er altijd geld blijft (of, erger nog: is) voor al die goede bedoelingen, dat er een markt is voor al die optimistische ondernemersinitiatieven. Als ik rondloop langs de laatste bouwvallen en rafelranden en tussen de goedkope arbeidskrachten, de mannen die werkloos rondhangen op de straathoeken en misschien ook wel de illegalen die proberen te overleven, vraag ik me werkelijk af of ik dan het aanstaande verleden of alweer de toekomst zie.

zaterdag 30 juli 2011

Heimatreise (3)

Een van de doelen tijdens ons verblijf in de Hunsrück was het bezoeken van Schabbach – het niet bestaande dorp dat het startpunt is van de televisieserie Heimat van de Duitse regisseur Edgar Reitz. 'Schabbach ist überall', zoals het heet in de korte documentaire die erover gemaakt is, maar eigenlijk is het dus nergens. Het dorp is een aan elkaar gemonteerd geheel van verschillende delen van dorpen en stadjes; de wegen, bossen en velden en andere locaties liggen weid verspreid over de Hunsrück. We reden langs enkele van die plekken, zoals ook de de klokkenmakerswinkel van Reitz’ vader in zijn geboortedorp Morbach (waar binnenkort een ‘Heimatcafé’ in geopend zal worden) en parkeerden de auto in Gehweiler, vlakbij de smidse van de familie Simon, waarmee het allereerste deel van Heimat begint.

De huidige bewoner van het huis (voor wie het zijn tweede huis is), kwam naar buiten toen wij voor de smidse stonden. Hij liet ons binnen kijken, vertelde erover, en nam ons ook mee in de schuur en in het huis zelf, dat op verzoek van de overheid, zoveel mogelijk in authentieke staat moest blijven. Zo liepen wij dus door een Hunsrücker huis van rond de vorige eeuwwisseling, al zaten drie van zijn kleinzoons er in de woonkamer voetbal te kijken op televisie: potkachels, bedden op hoge poten, kleine ramen en lage plafonds – het werd ons allemaal bijzonder gastvrij getoond door de zongebruinde pensionado die er nu verbleef. Hij kwam oorspronkelijk uit de streek, en keerde er zo nu en dan graag terug. Hij had zijn kans schoon gezien het huis te kopen, toen de overheid sloop wilde verhinderen. Voor de oprecht belangstellenden en liefhebbers van de televisieserie, was hij graag bereid het een en ander te tonen en te vertellen.

We stonden in een huis dat niet echt was, in een dorp dat niet echt was, en beleefden de sensatie dat we toegang hadden gekregen tot een verhaal dat wel degelijk bestond. De smidse was van oorsprong ook een smidse geweest (lees: ontmoetingsplek voor het dorp, en opwarmplek in de winter) en het geluid dat S., als oudste kindje, met de hamer op het aambeeld mocht maken, rijmde wonderschoon op de eerste hamerslagen van Paul Simon, die na de Eerste Wereldoorlog terugkeert in zijn geboortedorp.

Het verhaal van Heimat was natuurlijk het verhaal van de ontwikkelingen van de streek en de tijd, en de ervaringen van de huidige eigenaar kwamen sterk overeen met de vertelling van Reitz. Hij zou de volgende dag een groot familiefeest gaan vieren, ook met familieleden die uit de Verenigde Staten van Amerika terugkwamen, net zoals in de familiegeschiedenis van de Simons.
Hij vertelde dat Edgar Reitz voorbereidingen aan het treffen was voor een waardig vierde deel van de serie (het huidige kliekjesdeel 4 is de serie onwaardig, vinden ook wij), dat het verhaal zou vertellen van Hunsrückers die naar Brazilië (Mato Grosso) waren getrokken. In Brazilië bestonden volledige dorpen met mensen uit deze streek, en naar verluidt lijkt het leven er nog bijzonder veel op dat uit hun Heimat. Daar kun je je natuurlijk van alles over denken, en we zijn dan ook benieuwd wat Reitz van Die andere Heimat gaat maken. Wordt dus vervolgd.

vrijdag 29 juli 2011

Het verkeerde boek

Ik doe het niet meer, ik doe het nu echt niet meer. Een ‘recent’ verschenen boek kopen dat bestempeld wordt tot zoiets als ‘een van de beste romans van deze eeuw’. Ik was er voor mijn vakantie opnieuw ingetuind, ook al omdat ik eerder een indrukwekkende verhalenbundel van de auteur gelezen had (De onbehaaglijkheidsfactor). Wat ik ook niet meer doe: slechts één boek meenemen op vakantie. Als het je niet bevalt, vergaat je meteen alle leesplezier, tenzij je erin slaagt ter plaatse nog wel een goed boek aan te schaffen, of je je behelpen kunt met het (hardop) lezen van alle folders, flyers en bordjes onderweg, zoals ik dat pleeg te doen – wat niet noodzakelijkerwijs aangenaam is voor je gezelschap.
Afgelopen vakantie maakte ik met De correcties van Jonathan Franzen beide kapitale fouten. Wat een saai, vervelend en veel te dik boek is dat! Dat ik er nu over schrijf, is dan ook slechts bedoeld om lucht te geven aan mijn teleurstelling. Ik heb het lezen na zo’n 180 pagina’s opgegeven, maar kon al na de eerste vijftig bladzijden wel zien dat zo ongeveer de helft van de tekst in het boek overbodig is. De verhaallijn is uitermate mager en als Franzen nu echt een interessante geest zou zijn, dan zouden zijn uitweidingen en details me nog kunnen boeien, maar al bij de eerste de beste zijsprong was hij me kwijt. De personages worden steeds minder overtuigend naarmate hij meer over ze vertelt. Dat is dodelijk.
Ik had ook beter moeten weten; mijn voorkeuren zijn blijkbaar dermate afwijkend geworden, dat ik nog slechts met een telescoop kan vinden wat ik zoek. De aanbevelingen, de recensies, de mond tot mond reclame, laat staan het aanbod in de winkels – ze kunnen me gestolen worden. Wie kan me nog met een waardevolle tip verrassen? Wie kan ik nog vertrouwen? Waar vind ik nog een boekverkoper met verstand van zaken?

donderdag 28 juli 2011

Heimatreise (2)

Ons verblijf in Saarland en de Hunsrück was vooral een verblijf in de buitenlucht. In glooiende landschappen van gras- en korenvelden en fruitbomen, in steile heuvelachtige gebieden vol bomen, wijnstokken en beken. Alles draaide om de paarden, de koeien, de konijnen, de roofvogels en de wolven, om leisteen en edelsteen, om waar de wolken mee dreigden, om halo’s en windhozen, om zon en om bramen, frambozen en pruimen onderweg. We lunchten in een van de honderden jachthutten langs de velden, tuurden naar de lome wolven in het park van Werner Freund, staken onze armen en voeten in de het ijskoude water van het Pfarrer Kneipp Pfad en legden het meditatieve parcours van grint, boomstammen en gras af om onze wandeling daarna weer verkwikt te vervolgen.
Meerdere keren vergaten we wijn te kopen, het was ’s avonds te vroeg donker om nog veel te kunnen lezen en ook stroom namen we niet af. Daardoor waren we verstoken van alles wat ons normaal gesproken zo vaak afleidt van deze zuiverheid, en werden we uitsluitend door onze nabije omgeving, elkaar en de liefde in beslag genomen. Er kwam nauwelijks een idee meer in mij op. Pas na een dag of vier wilde ik weer wat gaan maken. Het was alleen maar nabijheid en aanwezigheid; samen waren we de essentie.

woensdag 27 juli 2011

Waar is hier?

In de afgelopen vijf weken ben ik veel van huis geweest, en niet alleen vanwege de vakanties. Zodanig veel zelfs, dat ik even niet meer precies weet of mijn wezen nog aan materieel bezit en een precieze locatie gebonden is. Ik houd ervan om weg te zijn. Tegelijkertijd vraag ik me af of ik niet ergens langer zou moeten blijven, langer bij stil zou moeten staan. De indrukken verwerken, laten bezinken, nog eens nadenken over wat ik gedaan en gezien heb, naar de foto’s kijken, erover schrijven misschien. De ironie is dat ik dat dan nu over de reizen naar Duitsland zou doen, en ik dit schrijf in weer een ander land. Gisteren had ik me als enige doel gesteld: aankomen, landen, ‘aarden’ – wat dat ook zijn moge. Maar toen ik aan de keukentafel zat te eten, dacht ik even dat ik in een restaurant zat en later naar de tent zou lopen. Nog weer later op de avond dacht ik dat ik het kattenluikje hoorde en de kat binnen zou komen trippelen. Ik slaap echter gewoon weer in een huis, een huis zonder dieren. Ik maakte zojuist een ochtendwandeling, en keek om me heen om de ruimte die mij omgeeft te ervaren. De stad houdt een beetje rust, en al mijn gezelschap is elders. Het is er wel, maar ik kan het niet zien, niet aanraken. De andere plekken zijn er wel, maar ik kan er niet doorheen lopen. Ik ben wel hier, en niemand en niets vergeten, merk ik als ik schrijf.

dinsdag 26 juli 2011

vrijdag 8 juli 2011

donderdag 7 juli 2011

Fotoweekend in Brugge

Wil je in een weekend beter leren fotograferen en een mooie Belgische stad bezoeken tegelijk? Doe dan mee aan 'In het kader van Brugge', georganiseerd door Fotolokatie. Op basis van verhalen van mijn hand en je eigen indrukken van de stad, werk je onder begeleiding van docent Linda Bais aan een mooie serie foto's. En ik ben er ook bij.
Het weekend duurt van vrijdagavond 21 t/m zondag 23 oktober. Aanmelden kan nog tot en met 31 juli a.s. Meer weten? Ga naar de website van Fotolokatie.

woensdag 6 juli 2011

dinsdag 5 juli 2011

Uit de leeszaal (65)

‘Over een week zal duidelijk worden dat al zijn voorspellingen fout waren. Dan vragen ze een andere deskundige, of misschien wel dezelfde, en die doet dan weer nieuwe voorspellingen, nog altijd even zeker van zijn zaak… (…) Hoe kan een discipline die er niet eens in slaagt verifieerbare voorspellingen te doen in godsnaam doorgaan voor een wetenschap? (…)
Een moord, zei ze tegen haar man, leek haar een door en door menselijke daad, weliswaar verbonden met de donkere zones van het menselijke, maar toch nog altijd menselijk. En kunst, om een ander voorbeeld te nemen, was overal mee verbonden, met de donkere zones, met de lichte zones, met de tussenliggende zones. De economie was bijna nergens mee verbonden, alleen met het meest machinale, voorspelbare, mechanische deel van de mens. Niet alleen was het geen wetenschap, het was ook geen kunst, het was al met al zo ongeveer niets.’

[Michel Houellebecq, De kaart en het gebied, p. 262-263]

vrijdag 1 juli 2011

Het doel was de bron

We hadden het gevoel dat we iets heel natuurlijks, iets heel vanzelfsprekends deden, door de loop van het riviertje te volgen. Tegen alle ruimtelijke ordening en stadsarchitectuur in als het ware, in tune met de oorspronkelijke Lauf der Dinge, weetjewel. Ook al liepen we tegen de stroom in, wat dan weer bij onze eigen natuur aansluit. Het doel was de bron van de Panke. Vorig jaar hadden we het eerste stuk langs dit Berlijnse riviertje gelopen, van Gesundbrunnen tot aan Wollankstraße, langs mooi industrieel erfgoed en groenstroken aan de achterkanten van anonieme wijkjes. Deze keer vervolgden we onze wandeling vanaf de Wollankstraße. Allemaal in navolging van een artikel dat ik al in 2009 uit de lokale krant gescheurd had. We waren namelijk van de Panke gaan houden.
We liepen Berlijn echt uit dit keer; een prachtige wandeling via het park van Nieder Schönhausen, door Pankow en Blankenburg. We smokkelden wat, vanwege de warmte, en reden met de S-bahn van Karow naar Buch en later nog van Röntgental verder naar eindpunt van de S2, het aangeharkte provinciestadje Bernau.
Daar gingen we uiteindelijk langs bedrijventerreinen de weilanden in, achter een manege langs en door de struiken, over een spoordijk en kwamen uit bij het weiland waarin daadwerkelijk de bron van de Panke moest liggen. Ik was nog nooit bij de oorsprong van een rivier geweest en dacht onwillekeurig aan Claudio Magris, die zijn zoektocht naar de Donau beschreef in ‘Een kwestie van afwatering’, het eerste deel van zijn fantastische boek Donau:

‘Het water dat uitkomt in de holte waar zich de bron bevindt, is kennelijk afkomstig van de enkele meters hoger gelegen drassige weide, (…). De aarde slokt die ontelbare minieme stroompjes op, filtert ze en brengt ze weer aan het licht waar de bron ontspringt (…). De onderzoeker vroeg zich toen af waar dat water vandaan komt dat de weide tot een moeras maakt en dat dus de Donau is. Hij volgde de loop van de stroompjes langs de helling en bevond zich na enige tientallen meters gaans tegenover een oud huis, achttiende-eeuws, met ernaast een houtloods, en tegenover een ‘lange naar voren stekende dakgoot of misschien gewoon een buis die vlak langs de houtloods loopt en waardoor overvloedig water neerstort in de richting van de holte’ die zich lager bevindt. (….) Maar wie, welke verborgen, onaantoonbare riviergod voedt die goot? (…) Het is niet moeilijk Amedeo’s route opnieuw af te leggen. Ik loop de paar meter omhoog die mijn bankje scheiden van de bron (…) in de richting van het huis. (…) Het water dat de weide nat maakt (…) komt uit een buis die rechtop in de grond staat; iets hoger zijn witte vlekken te zien, misschien voert de smeltende sneeuw samen met andere stroompjes het water aan waarvan de aarde doordrenkt is. In ieder geval stijgt het water op door de buis en stroomt het over. De oude vrouw heeft aan de buis een holle boomstam bevestigd, die een soort goot vormt. Het water uit de buis komt in deze rudimentaire goot terecht, en die stort het weer uit in een emmer waarmee de oude vrouw het water haalt dat ze nodig heeft. De emmer is altijd vol, en het overtollige water, dat voortdurend wordt aangevoerd, stroomt de helling af, overstroomt en doordrenkt de weide, en maakt het terrein nat waar, in de lager gelegen holte, de bron is van de (…) Donau.’
[Claudio Magris, Donau, p. 17-21.]

Wij stonden voor exact dezelfde verwarring. Blijkbaar gaat dat vaker zo met de rivieren, misschien wel met alle dingen, wie zal het zeggen. Want was deze nu drooggevallen holte, deze vrijwel onzichtbare put onder het hoge, wilde gras, nu werkelijk de oorsprong van de Panke? Waarom kwam er dan een betonnen pijp op uit, en… waar kwam het water uit die pijp eigenlijk vandaan?