vrijdag 1 juli 2011

Het doel was de bron

We hadden het gevoel dat we iets heel natuurlijks, iets heel vanzelfsprekends deden, door de loop van het riviertje te volgen. Tegen alle ruimtelijke ordening en stadsarchitectuur in als het ware, in tune met de oorspronkelijke Lauf der Dinge, weetjewel. Ook al liepen we tegen de stroom in, wat dan weer bij onze eigen natuur aansluit. Het doel was de bron van de Panke. Vorig jaar hadden we het eerste stuk langs dit Berlijnse riviertje gelopen, van Gesundbrunnen tot aan Wollankstraße, langs mooi industrieel erfgoed en groenstroken aan de achterkanten van anonieme wijkjes. Deze keer vervolgden we onze wandeling vanaf de Wollankstraße. Allemaal in navolging van een artikel dat ik al in 2009 uit de lokale krant gescheurd had. We waren namelijk van de Panke gaan houden.
We liepen Berlijn echt uit dit keer; een prachtige wandeling via het park van Nieder Schönhausen, door Pankow en Blankenburg. We smokkelden wat, vanwege de warmte, en reden met de S-bahn van Karow naar Buch en later nog van Röntgental verder naar eindpunt van de S2, het aangeharkte provinciestadje Bernau.
Daar gingen we uiteindelijk langs bedrijventerreinen de weilanden in, achter een manege langs en door de struiken, over een spoordijk en kwamen uit bij het weiland waarin daadwerkelijk de bron van de Panke moest liggen. Ik was nog nooit bij de oorsprong van een rivier geweest en dacht onwillekeurig aan Claudio Magris, die zijn zoektocht naar de Donau beschreef in ‘Een kwestie van afwatering’, het eerste deel van zijn fantastische boek Donau:

‘Het water dat uitkomt in de holte waar zich de bron bevindt, is kennelijk afkomstig van de enkele meters hoger gelegen drassige weide, (…). De aarde slokt die ontelbare minieme stroompjes op, filtert ze en brengt ze weer aan het licht waar de bron ontspringt (…). De onderzoeker vroeg zich toen af waar dat water vandaan komt dat de weide tot een moeras maakt en dat dus de Donau is. Hij volgde de loop van de stroompjes langs de helling en bevond zich na enige tientallen meters gaans tegenover een oud huis, achttiende-eeuws, met ernaast een houtloods, en tegenover een ‘lange naar voren stekende dakgoot of misschien gewoon een buis die vlak langs de houtloods loopt en waardoor overvloedig water neerstort in de richting van de holte’ die zich lager bevindt. (….) Maar wie, welke verborgen, onaantoonbare riviergod voedt die goot? (…) Het is niet moeilijk Amedeo’s route opnieuw af te leggen. Ik loop de paar meter omhoog die mijn bankje scheiden van de bron (…) in de richting van het huis. (…) Het water dat de weide nat maakt (…) komt uit een buis die rechtop in de grond staat; iets hoger zijn witte vlekken te zien, misschien voert de smeltende sneeuw samen met andere stroompjes het water aan waarvan de aarde doordrenkt is. In ieder geval stijgt het water op door de buis en stroomt het over. De oude vrouw heeft aan de buis een holle boomstam bevestigd, die een soort goot vormt. Het water uit de buis komt in deze rudimentaire goot terecht, en die stort het weer uit in een emmer waarmee de oude vrouw het water haalt dat ze nodig heeft. De emmer is altijd vol, en het overtollige water, dat voortdurend wordt aangevoerd, stroomt de helling af, overstroomt en doordrenkt de weide, en maakt het terrein nat waar, in de lager gelegen holte, de bron is van de (…) Donau.’
[Claudio Magris, Donau, p. 17-21.]

Wij stonden voor exact dezelfde verwarring. Blijkbaar gaat dat vaker zo met de rivieren, misschien wel met alle dingen, wie zal het zeggen. Want was deze nu drooggevallen holte, deze vrijwel onzichtbare put onder het hoge, wilde gras, nu werkelijk de oorsprong van de Panke? Waarom kwam er dan een betonnen pijp op uit, en… waar kwam het water uit die pijp eigenlijk vandaan?