donderdag 10 februari 2011

Terugkeer

Ik wil dit niet, is mijn eerste reactie. Ik wil niet steeds terug naar de plekken van vroeger. Ik wil dat lelijke accent en die flauwe grappen niet meer horen; ik wil niet meer boos worden op die lompe domheid, ik wil die anderen niet meer zien. Ik wil niet dat de gangen en de kamers van het ziekenhuis bekende ruimtes worden, de artsen en de verplegers bekende gezichten. Maar het is onvermijdelijk; ik moet erdoorheen, erlangs, ernaartoe om bij mijn ouders uit te komen. Om te ontdekken dat in mijn oude thuis eigenlijk alles onveranderd is, ook al schaven tijd en ziekte nu langzaam maar zeker wonden. Door de verhalen die ik heb gehoord van anderen, zie ik de patronen van de komende weken en maanden al voor me, ook al zijn ze er nog niet. Ik voel al de vermoeidheid van het wachten, van de leegte, de stilte en van het woon-zorg verkeer in mijn gewrichten, en ik wil het niet. Iets in mij verzet zich tegen het einde, ook al weet ik dat het onvermijdelijk zal zijn. Straks. Maar ik wil het niet. Toch zal ik teruggaan, steeds weer, zolang ik weet dat de liefde daar nog huist.