Maandag: ik zag een schilder fatalistische zinnen schrijven, terwijl hij de liefde binnen handbereik had.
Dinsdag: ik worstelde met de paradoxen, die ik altijd als een symptoom van de waarheid had beschouwd, maar nu ik ze aan den lijve ervoer, als een geduchte tegenstander zag.
Woensdag: ik ging in de straat van mijn bestemming op zoek naar betekenis, misschien zelfs naar de reden waarom ik erheen was gegaan – en stond een paar minuten op de bodem van een duistere put.
Donderdag: ik verstuurde twee kastanjes per post, ging weer rechtop staan, en zag wat medelijden was.
Vrijdag: ik besefte dat wat ik als mijn enige echte ‘status’ beschouw, soms op een gedicht lijkt.
Zaterdag: ik voelde het medelijden, dwars door de telefoonlijn.
Zondag: ik raakte ontroerd door het lot van mijn twee favoriete zwerfhondjes en wenste hen een beter hok toe.