Terwijl ze mijn ruggengraat wervel voor wervel weer in verband bracht, luisterde ik naar het luidruchtig stromen van het warme water en de kalkschilfers door de buizen van haar centrale verwarming. Ik zei tegen mijn lijfarts dat ik het gebouw waar we ons bevonden, bijzonder merkwaardig vond; filmisch misschien, onwerkelijk.
‘Het is alsof het bestaat, en toch ook weer niet. Alsof het niet bestaat als ik er zelf niet ben.’
Ik besefte dat ik daarmee wel het bestaan ontkende van alles buiten mijn zicht en verbeelding. Inclusief mijn lijfarts, die mij zo weldadig onder handen aan het nemen was.
‘Maya’, zei ze lachend, ‘het is een illusie’.
Waarmee ze precies aan mijn gevoel beantwoordde, ook over de oorzaken van mijn noodgedwongen bezoek. Ik kreeg donderdagmiddag bewegingsruimte terug, zowel in het lichaam als in de geest. Ineens was er weer plaats voor mezelf, voor vertrouwen, een verhaal, voor mijn ‘self as centre of narrative gravity’. Weer een paar illusies rijker.