dinsdag 8 december 2009

Uit de leeszaal (27)

‘Ik zou graag van de gelegenheid gebruik willen maken om het een en ander plechtstatig te openbaren aangaande het kunstenaarsbestaan. Omdat ik vooringenomen ben. Ziehier.
Kunstenaars brengen producten voort waar vooreerst niemand behoefte aan heeft. Daarom is kunst zo belangrijk. Daarom is kunst zo overbodig.
Theodor Adorno heeft (ik haal hem meteen maar aan, want hij heeft meer aanzien dan ik) over die Nutzlosigkeit der Kunst geschreven: “Gerade als nutzlose ist sie der absolute Protest in einer Welt des totalen Nutzens.”
(…)
Zoals je je ook niet moet laten beïnvloeden als de bezoeker een schilderij mooi vindt, dat jij zojuist hebt afgekeurd en dat daar toevallig nog staat. Is me wel eens overkomen. Laat je niet ompraten. Vernietig het schilderij. Laat de bezoeker maar bazelen. Jij bent de baas.
Mijn betoog komt waarschijnlijk hierop neer: je moet zelf bepalen wat goed is of niet. Dat duurt soms, maar op een goudomrand moment weet je het zeker. Dan kan niemand je meer van je standpunt afbrengen. Nogmaals: jij bent de baas. Je tuimelt van de ene twijfel in de andere, maar jij bent de baas.
Ik verbaas me als ik jongere kunstbeoefenaars hoor zeggen dat ze twijfels hebben over hun functie, vanwege de weinige respons. Je kunt twijfels hebben over de kwaliteit van je werk, maar over je functie in de maatschappij? Ik zou je dringend aanraden om daar geen twijfels over te hebben. Je hebt geen functie, niemand zit op je te wachten, dat heb ik al gezegd.’
[Armando, ‘De parabel van de zee en de knopendoos’, in: Berlijn, p. 115, 118]