maandag 30 augustus 2010

De bomen

Ik had een droom. Ik zou een feest geven in het Notenbomenbos. Met lange tafels, en lichtjes opwaaiende witte lakens, waarop spijzen stonden uitgestald. Langs de waterkant zou gemusiceerd worden, gekleed of ongekleed, op het gras. We zouden verstoppertje spelen, geblinddoekt en dronken op de tast proberen elkaar te herkennen. Ik zou mij ontpoppen tot een dichter, of met een feestrede mijn leven en het leven met mijn familie en vrienden bondig en scherp samenvatten, niets of niemand sparen, maar vooral spreken over de liefde. Zeggen dat je die alleen vinden kunt, en zoeken zinloos is. We zouden zien hoe de kinderen onze vriendschap naadloos voortzetten.

De realiteit was er een van organisatie, mailings en afspraken met cateraars en verhuurbedrijven. Vanwege de onheilspellende weersverwachting verplaatsten we het feest op het laatst naar het huis van S., dat zij op zondagochtend omspelde tot een ‘Nooteboombos’. Als ik over de naden heen keek, of tussen mijn oogharen door, dan kon ik geloven dat we in het bos uit mijn droom waren, in een geletterd bos dan nog bovendien. We maakten geen reis door de verbeelding, maar een reis door de kamer. Het was, om met de meester zelf te spreken, 'een lied van schijn en wezen'. De vogels floten er niet, en de regen sloeg alle belangstelling voor de buitenwereld neer. Binnen stoomde het tegen het glas van de verhalen, oude en nieuwe, en de kinderen kondigden onze overbodigheid op termijn al aan. Het was een feest, werkelijk als het leven zelf, beter dan de droom misschien.
En ik? Ik stond er middenin en zag de bomen, niet het bos. Het was goed zo.

vrijdag 27 augustus 2010

Uit de leeszaal (47)

[‘Universum’ uit: Dimitri Antonissen, Schrap me. Stiftgedichten, p. 21.]

Dimitri Antonissen is een schrijver die enkel schrapt. Geen woord in deze bundel is van hemzelf. Overdag is hij, als chef nieuws bij Het Laatste Nieuws, bezig de krant te vullen. ’s Avonds pakt hij echter zijn zwarte stift om de poëzie uit de artikelen te redden.’

dinsdag 24 augustus 2010

Heimat

De herfst mag beginnen. Want voor zeker 31 avonden weet ik wat we kunnen doen als buiten de wind en regen tegen de ruiten slaan. Er zijn na gisteravond nog 31 afleveringen Duitse geschiedenis, in de beleving en belevenissen van de bewoners van Schabbach, een fictief dorpje in de Hunsrück te gaan. Gisteravond doken we voor het eerst onder in dat verzonnen bestaan, en keken naar Heimat.



Nadat ik deze zomer al zes regenachtige avonden lang verdwijnen kon in de wereld van dat andere klassieke televisiedrama uit de jaren tachtig, The Singing Detective, lijkt ook het ‘herzien’ van Heimat een zeer gelaagde ervaring te gaan worden. Het was niet alleen het eenvoudige, maar zeldzame genoegen van kwaliteitsdrama (krachtige, haast fotografische beelden; vanzelfsprekend acteerwerk; vloeiende cameravoering met oog voor detail en toeval). Het bracht tegelijkertijd een verbinding tot stand met de leeftijdsfase waarin alles wat ik zag, hoorde en voelde mijn gedachten- en gevoelswereld direct vormde en veranderde. Blijkbaar is het nu, bijna vijfentwintig jaar later, tijd voor een herbeleving, of een nieuwe versie van die ontvankelijkheid.
De schoonheid van wat we gisteren zagen, school wat mij betreft vooral in het beeld van de geschiedenis met een grote G, die zo achteloos terug te vinden was in de ogenschijnlijk onbenullige stapeling details en door elkaar lopende individuele levensgeschiedenissen met een kleine g. En, net als in The Singing Detective, was er steeds weer de muziek, waarin alle luchtigheid en alle tragiek zonder woorden terug te horen was. Daarmee doken we de nacht in.
We waren thuis, in het verzonnen dorp waarin ik wil wonen – in ieder geval nog 31 avonden.

zondag 22 augustus 2010

Zaterdag zat

Vers brood, warme chocolademelk en de krant

Vroeger en nu: de Hoop op Welvaart

The Odd One Out: Sely Friday / Sven Woodside

Wegzeilen, ontsporen, terug: vuurwerk

vrijdag 20 augustus 2010

Magma

We wandelden op een zondagochtend over de desolate straten van “’t Eilandje”, in het Noordelijk havengebied van Antwerpen. Onze aandacht werd getrokken door de enige straathoek waar wat leven te bekennen viel. Er stonden een paar tafels en stoelen op straat en er zaten vijf, zes mensen aan. Binnen het zicht gekomen van wat een heel klein cafeetje bleek, werd ons meteen gratis ontbijt aangeboden. We bestelden dus maar koffie en namen plaats aan een lange tafel, naast een schipper met pensioen. Grijze stoppels op zijn kin, ingevallen wangen, rommelig gebit, rusteloze blauwe ogen, een klassieke zwarte schipperspet op het hoofd. Na zijn openingsvraag (‘Hollanders?’) stak hij van wal met een onheilspellende opsomming van de overstromingen die op dat moment wereldwijd gaande waren: China, Pakistan, Oost-Europa… Bij ons in Nederland was toch ook een camping weggespoeld? Hij had het allemaal op televisie gezien. Hadden wij televisie gekeken? Nee? Nou, hij wel.

Hij vertelde dat hij met zijn schip vaak in Nederland was geweest, en een van zijn voorouders uit Groningen kwam. Ik vroeg of hij nu een beetje kon ‘aarden’, op de wal. Hij schudde zijn hoofd. Hij was nu twee jaar met pensioen en vond het niks. En dan al die rampspoed... Blijkbaar schoten hem ineens de zand- en grindgaten langs de Nederlandse rivieren tebinnen, en hij begon zijn bezorgdheid uit te drukken over de gaswinning in Slochteren, de mijnen, de oliewinning onder zee: hij schetste het beeld van een planeet waarin maar steeds meer gaten werden geboord, tot hij uiteindelijk helemaal uitgehold was. Ik poogde hem nog op andere gedachten te brengen, door te stellen dat met al het materiaal uit die gaten toch ook weer materie werd opgericht (bruggen, gebouwen) en dat het elkaar misschien in evenwicht hield. Maar hij reageerde er niet op. Hij ging met zijn geestesoog juist dieper de gaten in, op weg naar de kern van de zaak: ‘Kende gij magma? Kende ge dat? Weet ge wat de temperatuur van magma is? Weet ge dat? 4500 graden, 4500 graden. Dat zeiden ze gisteren op de televisie.’
En hij keek voor zich uit alsof hij het magma zelf zag branden.

donderdag 19 augustus 2010

Verwarring met Mr. Bayo

Het is niet eenvoudig, keuzes maken in het huidige tijdsgewricht. Konden we al langere tijd beschikken over de bijstand van Mr. Hayda en professeur Koro, nu is er ook Mr. Bayo die ons kan helpen. Dit keer 'serieus en snel'. De vraag is alleen: waarmee helpt hij ons precies?

'Mr. Bayo. Man van God, helderziende uit Afrika. Bekend en bevoegd verklaard MEDIUM.
Bewijsbare, behoorlijke en snelle oplossing van moeilijke problemen zoals definitieve terugkeer van uw geliefde partner. Als uw man of vrouw u verlaten heeft, zal hij terug komen als een hond naar zijn baas. Ook hulp bij trouw, liefde, bescherming tegen slechte invloeden in uw leven. Succes in zaken als werk, examens, impotentie, genezing van al uw complexen en uw emotionele problemen. Werkt serieus en snel, resultaat in 6 dagen. 100% succes gegarandeerd. Tel. ....'

woensdag 18 augustus 2010

Avonden aan de Amblève

In zichzelf gekeerd
dreef het water voorbij.

Ik wachtte tot zonsondergang
op het voorbijkomen van mijn vijand.
Hij verscheen uiteindelijk niet,
of wachtte tot zonsondergang
op het voorbijkomen van zijn vijand.

maandag 16 augustus 2010

vrijdag 6 augustus 2010

donderdag 5 augustus 2010

Hangar 19A

Je hebt openlucht bioscopen en je hebt openlucht bioscopen. Ik hou ervan, als ze goed georganiseerd zijn, hoe eenvoudig ook. In Hangar 19A, op de Scheldekaaien in Antwerpen, doen ze het goed. Okay, het was botverstrammend fris gisteravond, zeker als je zelf geen stoeltje of dekentje had meegenomen om het optrekken van de kou te bestrijden. Maar daar stond gratis warme soep van de soepbar tegenover, gemaakt door vrijwilligers en aan een lange rij hongerige cinefielen in de pauze uitgedeeld. En de toegang was sowieso al voor niks geweest.
Wat kregen de ongeveer tweehonderd bezoekers nog meer? Een groot scherm, twee kunstmatig aangelegde duinen als tribune, zo’n dertig vierkante meter Perzische tapijten om op te zitten, en een oud doch solide golfplaten dak boven ons hoofd, dat bescherming bood tegen de hevige regenbuien die losbarstten, precies tijdens de uren van vertoning. Daarbij nog een bar, een kleine lounge en een rommelig decor van marionetten en lampionnen. In de reepjes lucht onder en naast het scherm zagen we het verontrustende spel van donkere wolken en lichtere dampen van de chemische industrie, dat zich voltrok boven de zielloze Oostblokarchitectuur van de Linkeroever.

Gelukkig leidde de film Departures ons af van die werkelijkheid, en overstemde het geluid dat van het door goten en pijpen wegborrelende regenwater. Al ontsnapte hij niet aan wat ouderwetse, mierzoete Aziatische symboliek, het was een vermakelijke, luchtige film over de schoonheid van het beroep van aflegger, over de kunst van de begeleiding op onze laatste reis. Of het nou een meisje betrof dat misschien een jongetje was en zelfmoord had gepleegd of de vader van de hoofdfiguur, die hij sinds zijn zesde niet meer had gezien, en tegen wie hij eigenlijk een diepe wrok koesterde. De dood was weer even aanwezig. Als verhaal dit keer, veilig ver weg, maar toch als de alledaagse realiteit die hij is.

Toen ik wegfietste, dacht ik wat ogenschijnlijk onsamenhangende, weinig concrete gedachten over vertrek, en de onvermijdelijkheid van afscheid nemen. Aan de overkant van de rivier zag ik de felle lampen van de bedrijventerreinen verschijnen en verdwijnen tussen de flats, alsof het de gevallen sterren van de industrie waren.

woensdag 4 augustus 2010

Ingrijpen

Gisteravond draaide ik een van de honderden langspeelplaten uit de verzameling op mijn logeeradres, een opname van de vijfde symfonie van Jean Sibelius. Prompt werd ik terug in de tijd gekatapulteerd, naar een zomer zo’n twintig jaar geleden, toen mijn ouders met vakantie waren en ik voor de gelegenheid op hun huis paste. Ik had een doos met alle zeven symfonieën van Sibelius bij mee en draaide er iedere avond een van. Ik sloot mijn ogen en droomde van Finland. Ik waande mij in de Kalevala, in de donkere bossen en langs een van de honderden meren van dat duistere stuk aarde, en ’s nachts was het alsof ik werd gestoken door een van miljoenen muggen van Finland. Dat ik mij die avonden ook lichtelijk liet benevelen door de inhoud van een fles bessenjenever, omdat ik de sterke drankvoorraad overschrijding van de houdbaarheidsdatum wilde besparen, betekende in dit geval juist dat ik me die muziek zeer duidelijk zou blijven herinneren, in plaats van vergeten. Misschien kwam het daardoor dat die vijfde symfonie mij gisteren raakte, met een diepte die ik niet had vermoed. Ineens werd de tijd ingekort.

Op de hoes van de langspeelplaat stond een mooie foto van de componist en ik voelde de aandrang om hem te gaan natekenen. Prompt ontstond er kortsluiting met een paar andere ideeën.

Ik wilde Sibelius’ muziek aan iedereen laten horen; ik wilde die foto laten zien en ik wilde een meervoudige doorbraak forceren. Want ik wil een blinde muur in de stad, om mijn mooiste zinnen op te zetten; ik wil een punt maken voor alle graffiticrews van Europa en elders en hen een schop onder de kont geven: kom op gasten, laat los die conservatieve stijl van werken, dat overbekende, cliché artwork en die voorspelbare lettertypes.
Goed, bedenken kun je vanalles, denken kun je tot je hoofd uit elkaar barst, of tot je de lekkages ontdekt waardoor je alles weer vergeten bent wat je van plan was. Het is zaak er voor die tijd wat van te hebben gemaakt, no matter what. Anders rest er weinig meer dan frustratie of een schuldgevoel over alles wat je nagelaten hebt of bent kwijtgeraakt. Ik wilde laten zien wat ik bedoelde.

Hier om de hoek, in het park, zag ik vanochtend een prachtige wand die uitermate geschikt was voor een ingreep van mijn hand. Ervoor ligt een uitgestrekt grasveld. Ik liep naar de wand toe en zag dat een en een en een en een vijf kon zijn.
Goed, ik ken mijn beperkingen als tekenaar en met een spuitbus werken kan ik niet. Bij deze dan ook meteen maar een oproep voor een cursus streetart, en mijn schets voor een ingrijpen in ‘t stad. Jullie weten waar je me kunt vinden, als je een beetje je best doet tenminste.

‘I have made my name in the world by straightforward means. I must go on in the same way.’
[Jean Sibelius, in een brief ten tijde van het componeren van zijn vijfde symfonie.]

dinsdag 3 augustus 2010

Werken in de Dambruggestraat

Mijn fascinatie voor Antwerpen begon zo’n dertig jaar geleden, en begon met literatuur. Ik las De komst van Joachim Stiller van Hubert Lampo, waarna ik vele werken van zijn hand verslond, totdat ik er ineens helemaal genoeg van had. De liefde voor deze roman, en de nieuwsgierigheid naar Antwerpen bleven, tot op de dag van vandaag. De komst van Joachim Stiller begint met het hoofdstuk, ‘Werken in de Kloosterstraat’ waarin een straat wordt opengebroken en vlak erna weer dicht gelegd, zonder dat er iets noemenswaardigs voorgevallen lijkt te zijn. Het is het begin van een wonderlijke geschiedenis, die verdacht lijkt op de terugkeer van God onder de mensen.
Gisteren waren er onverwacht ‘Werken in de Dambruggestraat’. Tussen hevige regenbuien door dreunde ineens het geluid van breekijzers, totdat het trottoir recht voor de deur open lag en er een put gegraven kon worden. De officiële reden die men gaf, was dat het kabelwerken voor de telefonie betrof, omdat er geklaagd was over ‘wegvallende verbindingen’. De arbeiders deden hun werk tot het einde van de middag en herstelden daarna het trottoir. Waarna mijn telefoonlijn juist verbroken was.
Mijn isolement zou onherroepelijk zijn, voor de nachtelijke uren dan toch, en ik wachtte in spanning af wat mij te wachten stond.


Witzli Poetzli

We dronken er een verkoelend ‘bolleke’ of twee, bij Witzli Poetzli, in de schaduw van de kathedraal. Naast ons zat een man te lezen in een boek met de titel Plan B, en dronk er een koffie bij. Zo nu en dan maakte hij een opmerking met een cynische ondertoon. Hij klonk als een literatuurcriticus. Ik vroeg het meisje dat ons de glazen kwam brengen waar de naam van het café vandaan kwam.
‘Het is de naam van een Russisch, of nee, Tsjechisch sprookje,’ zei ze, en ging verder naar de andere tafeltjes.
‘Het is de meest gestelde vraag hier,’ zei de man naast ons, ‘en iedere dag krijg je een ander antwoord.’
Dat leek me een prachtig idee, maar ik vertrouwde het niet.
De zinnetjes verdampten, tot aan de volgende bestelling. Ik vroeg het meisje of ze het sprookje kort kon navertellen. Ze glimlachte en schudde ontkennend haar hoofd. Omdat ze zag dat onze buurman zijn boek weer had neergelegd om mee te luisteren, zei ze: ‘Het was iets met een kwelgeest – voor degenen die geen alcoholische dranken drinken.’
Waarna ze ironisch glimlachend met een dienblad vol glazen weer rap naar binnen ging.

Dagen later deed ik een kort speurtocht naar Witzli Poetzli en stuitte op het tragische verhaal van voormalig eigenaar Guido, die nog niet zo lang geleden dood is gegaan, waarschijnlijk als gevolg van een mishandeling door een stel Nederlandse studenten. Om je weer eens kapot te schamen over je landgenoten, die hier, zoals bekend, in de weekends de beest komen uithangen.
Witzli Poetzli zou op een figuur uit Boelgakovs roman De meester en Margarita slaan, en een verbastering zijn van de naam van een Azteekse God, aan wie mensenoffers werden gebracht. Het zal weer geen toeval zijn.

zondag 1 augustus 2010