vrijdag 16 april 2010

Uit de leeszaal (38)

‘De meest overtuigende analytici van de rusteloosheid waren dikwijls mensen die om een of andere reden aan één plek waren gekluisterd: Pascal door maagkwalen en migraines, Baudelaire door verdovende middelen, Sint Jan van het Kruis door de tralies van zijn cel. Er zijn Franse critici die zouden beweren dat Proust, de kluizenaar in de met kurk beklede kamer, de grootste literaire reiziger was.’

(...)

‘Robert Burton – honkvaste kamergeleerde te Oxford – besteedde een enorme hoeveelheid tijd en studie aan het bewijzen van de stelling dat reizen geen vloek was, maar een remedie tegen melancholie: dat wil zeggen, tegen depressies van het sedentaire bestaan:

“Het firmament zelve draait voortdurend rond, de zon komt op en gaat onder, de maan wast, sterren en planeten beschrijven hun vaste baan, de lucht wordt nog immer heen en weer geslingerd door de wind, de wateren bewegen in eb en vloed, ongetwijfeld tot hun behoud, om ons te leren dat we altijd in beweging moeten blijven.”
Of:
“Tegen deze kwaal (melancholie) bestaat geen beter middel dan verandering van lucht, dan heen en weer te zwerven, zoals die Tartari Zalmohenses die in horden rondtrekken en zich laten leiden door tijden, plaatsen en seizoenen.”
De Anatomie van de Melancholie’

[Bruce Chatwin, De gezongen aarde, p. 167, 173-174.]