Terwijl de zogenaamde art brut kunstenaars vaak gekweld worden door een angst voor de leegte, de zogenaamde horror vacui, en hun tekeningen, schilderijen en schrijfsels zo vol mogelijk stoppen, zodat er geen stukje wit meer te bekennen is, overviel mij tijdens de uren in het Dr. Guislain Museum juist een angst voor de volheid. Misschien kwam het doordat ik alles zo intensief in me opzoog, of omdat de werken en de verhalen van de makers zo intens waren, misschien kwam het door de bijna Duitse overvloed aan informatie en omvang (in totaal waren er wel zeven tentoonstellingen in het gebouw). Het museum bevatte zoveel aanknopingspunten voor associaties, dat ik er bijkans in verwarring raakte, wat daarbij, op die plek, alweer verontrustend was. Ik sloot mij als vanzelf af voor verdere indrukken en noteerde alleen nog wat namen (Kunizo Matsumoto, George Widener, Josef Karl Rädler) en kocht de catalogus om alles thuis, over een paar weken, nog eens rustig na te lezen.
Bij de definiëring van art brut kunstenaars hoort dat zij zich weinig tot niets gelegen laten liggen aan de conventies en geschiedenis van de kunstwereld, of aan de verwachtingen en reacties van anderen. In dat opzicht bestaat er voor hen totale vrijheid. Niet gehinderd door kennis en verwachtingen, hebben zij alleen met zichzelf te maken en met de weg die hun wanen, angsten en ideeën zoeken in hun creatieve proces. Dat kan leiden tot uitvindingen zonder duidelijk doel, tot vol gekraste kalenderblaadjes, tot pakhuizen vol tekeningen, tot het uithakken van figuren uit rotsen aan de kust, tot het zoeken van verbanden in de data waarop vliegtuigen zijn verongelukt.
Geen onderdeel zijn van een conventioneel bestaan, daardoor niet-conventioneel werk kunnen maken, maar daardoor ook heel ver en absoluut opgaan in de waan van bijvoorbeeld een wereldbeeld waarin alles met alles samenhangt, dat maakt de art brut kunst fascinerend en verontrustend tegelijk.
Het beeldende werk dat ik zag, staat op zichzelf, is eigenlijk niet te vergelijken met reguliere beeldende kunst. Als je dat wel doet, is het vaak zeer naïef en slecht gemaakt, maar een enkele keer schuilt er onverwacht veel kwaliteit in. (Helaas heb ik nog altijd weinig art brut teksten kunnen lezen, ook niet het zeer intrigerende werk van Henri Darger, waar ik gisteren voor het eerst van hoorde). In alle gevallen echter is het levensverhaal van de kunstenaar een onlosmakelijk onderdeel van het werk. Het zijn die verhalen, die tragische en tegelijk merkwaardig mooie levensgeschiedenissen van deze kunstenaars die het hem doen. Misschien is het niet eerlijk, maar het lijkt me leugenachtig om het te ontkennen.
Wat doen die verhalen met ons? Kijken we naar de kunstwerken en schudden we ons hoofd vol onbegrip over de bizarre kronkelingen van de menselijke geest? Of zien we ineens onvermoede dieptes en mogelijkheden, parallelle universa misschien zelfs? Sommige kunstenaars, zoals Zdenĕk Košek (die zegt als een soort vogel boven de wereld te vliegen en vele vellen vol schrijft met zijn observaties van de weersomstandigheden) beschouwen zichzelf, hun inzichten en voorspellingen als goddelijk, ook al kunnen ze, zoals Košek bijvoorbeeld toegeeft, hun eigen werk soms niet meer ontcijferen naderhand.
Wat me pathologisch leek, is het hebben van een samenhangend en alomvattend wereldbeeld. Omdat alles daarin betekenis krijgen moet, het vult tot de nok, omdat iedere millimeter papier vol getekend moet worden, omdat er dan geen ontsnappen meer mogelijk is, aan niets, ook niet aan jezelf. Geruststellender, dichter bij zoiets als de waarheid lijkt het om slechts vermoedens te koesteren, en daar niet fundamenteel aan vast te houden. Weten dat je het niet weet, en je daar geen zorgen over maken.
De niet door conventies en verwachtingen gehinderde, grenzenloze creativiteit, het soms monomane, meditatieve werk uit volstrekt singuliere werelden dat ik gisteren zag, was een bron van inspiratie. Ik moest het kalm verteren met een dagdroomdwaaltocht door Gent, en met een diepe, droomloze, regen overgoten nachtrust, thuis in Antwerpen. Vandaag kijk ik naar de aantekeningen die ik op dat ene papiertje krabbelde dat ik bij me had, en leg ze naast een tekening van Košek. Op zoek naar de verschillen.