dinsdag 27 juli 2010

Waan-zin

Wat ik mij ervan zal blijven herinneren is dit: haar laatste slaapplaats op de algemene begraafplaats, naast een prachtig veld en het begin van de bossen, met zo’n tweehonderd mensen eromheen in de brandende zon. Naast haar verse gedolven graf een grotendeels onleesbare steen met een fotomedaillon erop van haar buurman voor de aardse eeuwigheid: Shu Li. Het was een vorm van kosmische gerechtigheid dat ze werd begraven naast een Chinees, al was hij misschien gewoon de eigenaar van restaurant Fong Wong in de Torenstraat.
Wat ik wil vergeten is dat haar geen kerkdienst werd gegeven, en geen rustplaats op het kerkhof, waar straks de rest van haar familie ligt, puur omdat ze zelf een einde aan haar leven had gemaakt. Niet dat ik dat zelf zo belangrijk vind, maar het getuigt van vanalles behalve van de liefde die bestorven lag op de lippen van de dominee die zijn prominente plek die dag wel opeiste. Behalve van de liefde die een synoniem zou moeten zijn voor de God waarin zij geloven.
Het is nu vier dagen geleden, maar ik kan mij nog altijd opwinden over de waanzin van een dergelijk geloof, dat aan zoveel gevoelens voorbij gaat, louter vanwege de letterlijkheid, het napraten van de woorden van de schrift, het vol vertrouwen bouwen op de fundamenten van fantasten. In welk belang is dat, wie wordt daar wijzer van? Ik weet dat er op dit vlak geen redelijk gesprek mogelijk is, en ik zou dan ook alleen maar de hoop willen uitspreken dat iedereen deze waan bespaard zal blijven. Het is al laat, ik weet het, en gelukkig doet de tijd wat van zijn verwoestende werk. Toch zijn er nog heel veel die geïnfecteerd zijn met de geestesziekte die geloven in een god heet. Ze leven naast ons, soms houden ze van ons, en zij zijn soms onze geliefden. Zij leven echter met een ziekte die hen vervreemdt van de werkelijkheid, van ons en van zichzelf.
Hoe overtuig je gelovigen van hun ongezonde pathologica? Door een ander geloof aan te bieden? Dat lijkt me niet. Ik heb hen niets te bieden, of toch: ik heb hen het Niets te bieden. Dat is ogenschijnlijk niet veel, maar het zou meer dan genoeg moeten zijn.