‘Je moet je indrukken laten bezinken,’ zei ze, in al haar wijsheid, en met gevoel voor mijn piepende en krakende gestel.
Ik vroeg me af of je dat doelbewust, actief handelend, zelf kunt doen, ‘laten bezinken’. Vandaag heb ik er in ieder geval de tijd voor, en de futloosheid om iets anders te ondernemen.
Ik kijk uit het raam, zie kinderen die blij zijn dat ze vanmiddag vrij zijn, en wacht alert op het bezinken. Is het al begonnen? Zo nu en dan zie ik een fragment van mijn belevenissen van de afgelopen tijd, voel ik wat ik eerder voelde deels opnieuw. Maar die flarden mogen eigenlijk geen naam hebben. Over mijn ervaringen nadenken doe ik eigenlijk ook nauwelijks. Ik lijk, kortom, weinig invloed op het bezinken te hebben.
Ik wacht dus maar en sta – als een fles waarin de droesem of het gist langzaam naar de bodem daalt. Niet gaan liggen, niet schudden, en straks: voorzichtig uitschenken. Alert blijven misschien, maar de zwaartekracht niet dwarszitten nu. De stukjes laten dwarrelen en dalen, met de verstrijkende tijd. Staan en laten gaan, de werkzame stoffen hun eigen werk laten doen. Laten – om over te houden wat van gewicht is.