woensdag 10 augustus 2011

Uit de leeszaal (67)

'Een band is voor Kamiel een tulband.
Liggen is voor Kamiel gelegen zijn in een sarkofaag.
Lopen is voor Kamiel op gloeiende kolen en zitten is voor Kamiel op spijkers, nagels.
Kamiel is vorig jaar naar Bombay geweest.
Ik niet. Dat scheelt. Ik ben naar Turkije geweest voor melk en mandarijntjes en dat was, toch voor mijn gewone modus vivendi, ook al een klein beetje vakantie.
Heden Kerstmis, of is het nu Kermis, en gelukkig eens geen buikloop, wel scheurbuik, maar ik heb geen tanden meer die ervan zouden kunnen uitvallen en is dat eigenlijk feitelijk vandaag dat gedoe met die vurige tongen.
En troost mij toch, gij troosteloze Tom Waits, en wals met mij, Matilda, en patroonheiligen van verloren illusies, verlos mij van m'n laatste en m'n allerlaatste.
Ik zweer het ullie, na vij jaar anorexia vallen zelfs uw schoenen van uw voeten en moet ge ze 2 maten kleiner kopen, ik zit zelf aan 36 en dan die eenzaamheid die boort als John Boorman.
En ullie vrienden zijn mijn vrienden maar als ullie vrienden niet met mij de veiligheidsdans willen dansen zijn het geen vrienden van mij.
Kamiel, zeg eens kort en bondig prot tegen God, tegen de vader, tegen de zoon, tegen de geest, dan zult gij nooit meer eenzaam zijn als ik.
Hahoi, cara mia, kwantasaran, ormai, ne pietsjepietsjepietsjepietsjepietsjenein.'
[J.M.H. Berckmans, Je kunt geen twintig zijn op suikerheuvel, p. 86.]