woensdag 31 augustus 2011

Uit de leeszaal (68)

‘Ik heb niet altijd thuis gezeten. Ik heb blootsvoets de Himalaya bedwongen, met vier dragers op mijn rug. Ik kan waterskiën met één hand. Ik heb op een dag drie keer tussen Bakkum en Dover heen en weer gezwommen. Ik heb een tijdje in Parijs gewoond. Dat moest van de academie. Daar heb ik die Wolkers nog ontmoet. Die kwam daar ook maar als toevallige toerist, met zijn gezinnetje de Eiffeltoren bekijken, boterhammen eten op een bankje aan de Boulevard. Ik was minstens vijftig jaar te laat. De arme kunstenaars waren allemaal vertrokken. De stad was in een pretpark veranderd. In het tiende district vond ik na heel lang zoeken een discotheek waar ten minste een paar gewone mensen rondhingen, lui die niets beters te doen hadden, lui die geen bezienswaardigheden zoeken, mijn generatie. Le Bain Douche, heette die tent. Jaren later kreeg ik van de uit de hand gelopen dichter Jan Kostwinder een cd van Joy Division, Live at Le Bain Douche, precies daar waar ik in diezelfde tijd ’s nachts rondhing, niks van gemerkt. Weer een jaar later was hij dood, Kostwinder bedoel ik, Ian Curtis, de zanger van die band, was al twintig jaar weg. Blaasmuziek.’
[F. Starik, De gastspeler, p. 138.]