Omdat we een bestemming zochten, kwamen we gisteren uit in Doel. Hoe vanzelfsprekend kan het soms zijn: The plan it wasn’t much of a plan, I just started walking… Doel is een dorpje onder de rook van Antwerpen, of beter gezegd: onder de rook van een kerncentrale. Het dorpje wordt onteigend en gesloopt, omdat op die plek een nieuw dok voor de Antwerpse haven gepland is. Daar was al vele jaren sprake van, maar recentelijk is daadwerkelijk het einde van het piepkleine dorp aangevangen. Na talloze, vergeefse protestacties, trekken de mensen er nu uit weg. Bijna alle huizen staan leeg, alleen een enkeling verzet zich nog met spandoeken, en advocaten. Hier en daar huist een stadsnomade omdat er, vanwege de zekerheid van de tijdelijkheid, voor wonen niets meer betaald hoeft te worden.
Het leven verdwijnt, het geluid sterft er langzaam uit. Ook nu al overheerst de wind. Aan de muren van de leegstaande huizen en in overwoekerde tuinen en boomgaardjes hangen tientallen gedichten in een poging het einde te verzachten, of het uit te stellen. Maar het kromme rijm brengt geen recht. Juist de poëzie en de grote artistieke schilderingen van stieren, varkens, ratten en vogels op de muren van de verlaten panden maken definitief een einde aan het gewone leven in Doel. Het is voorbij: het dorp is een decor geworden, slechts doel voor het doelloze.
Er woei een levenbrengende, krachtige wind gisteren en de zon maakte de schaduwen van de huizen op de lege straten langer en langer en langer. Het was een prachtbestemming.