‘Een grote golf dreigde me te grijpen,” zei de zevende man rustig. (…)
“Het was een reusachtige golf,” ging de man verder. “De grootste die ik ooit gezien had. Die golf miste me ternauwernood. In plaats daarvan sleurde hij iets mee dat voor mij het allerdierbaarst was en verdween ermee naar een andere wereld. Het heeft lang geduurd om te herstellen van wat er toen is gebeurd. Kostbare jaren die niet meer zijn terug te draaien.” (…)
Toen zei hij: “Ik denk niet dat het de angst zelf is die het meest angstaanjagend is in een mensenleven. Er is zeker angst. Die neemt allerlei vormen aan en drukt soms op ons leven. Maar wat beangstigender is, is die de rug toe te keren en er de ogen voor te sluiten. Als we dat doen, geven we het allerbelangrijkste wat in ons is over aan iets anders. In mijn geval… was dat een golf.’
[Haruki Murakami, ‘De zevende man’, in: Blinde wilg, slapende vrouw, p. 181, 196-197]