Twee weken geleden las ik dagenlang in de roman Dover van Gustaaf Peek. In het weekend dat er tussen die dagen zat, huurde ik een film, die opvallend goed aansloot bij het onderwerp en de sfeer van dat boek (Import/export van Ulrich Seidl) en die ondanks al zijn troosteloosheid toch een echte aanrader is.
Vandaag trok ik een boekje uit de kast bij S. – een schitterend boekje over ruïnes in Nederland, dat ik haar graag cadeau gedaan had als ze het al niet in haar bezit had gehad – leende het omdat ik het zelf niet had en legde het op het boek dat ik bij me had en toen zag ik ineens het rijm – ook met de vorige weken.
Vluchtelingen en ruïnes: uitzichtloosheid en misbruik; verval, verschrikkingen, vuurstormen en vernietiging. Wat heeft dat allemaal te betekenen? Misschien is het zoiets als het noodzakelijke tegenwicht. Schoonheid heeft het allemaal in ieder geval ook, al is het duistere materie. Is het ook toeval, en wil ik er graag meer in zien? Ik weet het niet. Ik heb in ieder geval graag het idee dat ik niet het slachtoffer van het lot ben, maar dat ik er zelf ook invloed op uitoefen. Is daar iets op tegen? Maar als ik achteromkijk naar wat ik zie passeren, valt er eigenlijk niets met zekerheid over te beweren.