maandag 1 juni 2009

In de achtertuin van God

Na vijf uurtjes slaap brak de zondag aan, die zijn naam eer aandeed. Met L. ging ik naar Amersfoort, we huurden er fietsen en begonnen aan een tocht in de geest van Martin Bril; langs dorpjes met namen als Zwartebroek, Appel en Huinen, en rakelings langs Hell en Holk; vlekken op de kaart waar je doorheen bent gereden voor je goed wel beseft dat je er bent. Waar ook mensen zijn die een leven hebben, met schitterend uitzicht over de velden bovendien. We reden door het binnenland van Nederland onder prachtige wolkenluchten, langs grasland, bosranden, heide en vennetjes, en zagen overal jong leven onder de dieren.
Op zoek naar een drankje dwaalden we door stille straten en langs gesloten winkels en restaurants. Bij een snackbar in Nijkerk slaagden we erin een biertje op het terras te drinken, met uitzicht op een dichtgetimmerde supermarkt, waarop afbladderende posters reclame maakten voor een 'Jezuscentrum'.
Ik besefte ineens dat we hier in de buurt van Barneveld waren, en niet zo heel ver weg de Veluwe begon. We reden door de achtertuin van God, maar zagen hem niet. Of we zagen hem alleen niet, dat kan ook. Want alle oogverblindende zon en het schitterende landschap ten spijt, we praatten op de fiets toch ook over de dingen die er eigenlijk niet waren.

Het is een duistere lente dit jaar, en bepaald niet alleen voor ons. Een donkere wolk dreef achter ons aan als een schaduw, en vermengde zich met de donkere wolken die in de achtertuin van God altijd hangen. Misschien kwam het omdat ik ’s ochtends in een interview met domineeszoon Anton Corbijn over het gewicht van een dergelijke verstikkende omgeving had zitten lezen; misschien door het klokgelui en de zusters met hun hoedjes zagen, en de broeders in hun donkere pakken. Ineens grepen de herinneringen aan mijn eigen dorp me naar de keel en ik wilde harder gaan fietsen, weg uit die vlekken voor mijn ogen.
L. op haar beurt zuchtte diep toen we de stedelijke omgeving van Amersfoort weer aan de horizon zagen. We gingen weer terug, terug naar het leven waarvan we misschien even hadden gehoopt dat het verdampt zou zijn.
Toch brachten de avonduren op mijn balkon nog een frisse bries die ons nieuwe adem inblies – voor een diepe, kalme nacht slaap.