Het Isola di San Michele is gereserveerd voor de doden, en de levende zielen schijnen er niet graag te komen. Joseph Brodsky ligt er begraven sinds 1996. Hij was een van die weinige dichters waarvan ik de gedichten las (in de jaren tachtig) en hij had een bijzondere band met de stad. Aan de Fondamenta Zattere Allo Santo Spirito is een plaquette aangebracht als eerbetoon aan de dichter, die vaak over de stad en die plek, met uitzicht op Giudecca, geschreven had. Ik kende Joseph Brodsky niet goed, wist bijna niets van hem of van zijn werk, en toch was zijn graf mijn doel op San Michele. Misschien omdat alle andere doden daarmee minder anoniem gemaakt werden, misschien vanwege deze flinterdunne band; de bijna onzichtbare, maar toch aanwezige identificatie met zijn lot en daarmee met dat van anderen, en van ons allemaal.

‘Nacht op het San Marco plein. Een voorbijganger
met een gekreukeld gezicht, dat in het donker vergelijkbaar
is met een ring die niet meer aan een vinger zit,
bijt op een nagel en kijkt, in de greep van stilte en rust,
naar dat ‘nergens’ waarin de pure gedachte bewust
wat tijd kan verdoen, een pupil echter niet.
Daar, achter het nergens, voorbij dat domein –
waarvan de grenzen zwart, kleurloos, misschien wit zijn –
bevindt zich iets, een ding, een voorwerp. Wellicht
ook wel een lichaam. In het tijdperk van wrijving
zal de snelheid van het licht altijd gelijk blijven
aan de snelheid van het zien, zelfs al is er geen licht.’
[Joseph Brodsky, uit ‘Lagune’, vertaling Peter Zeeman]