Aan het einde van de dag, als er geen bezoek meer is, als de telefoons en mailprogramma’s zwijgen, als ik geen letter meer kan lezen, als de kinderen van mijn bovenburen niet meer rennen en lachen maar slapen, als de televisies, het vuurwerk en de muziek stil blijven, zie ik mezelf weer terug. Dan sta ik stil bij wat ik, geloof ik, nog steeds het liefste wil: ergens anders zijn – om van daar weer terug naar hier te kunnen schrijven. Over wat ik gezien heb en gehoord; om te vertellen en daarmee te begrijpen wat ik heb meegemaakt; om te delen wat ik voel, en waar ik naar verlang, of naar wie. Het liefste van alles wil ik naar huis schrijven.