‘Mensen hebben donkerrode drijfveren. Daar kunnen ze niks aan doen en toch nemen ze er geen genoegen mee. Ze weten bitter weinig over hun drijfveren, maar ze willen die door middel van woorden een aanschijn geven. Ze bouwen optrekjes met woorden, ze beveiligen zich, en daar zijn ze een groot deel van de dag mee bezig. Ze strooien met woorden, ze bedekken, ze proberen letterlijk iets onder woorden te brengen, ze verwoorden, ze denken een redelijke verklaring gevonden te hebben.
Men verhaalt dat het Engelse woord ‘man’ afgeleid is van ‘mana’, in het Sanskriet het woord voor denkvermogen of daaromtrent. De mens zou zo’n denkvermogen zijn.
Ik heb wel meer horen zeggen dat mensen redelijke wezens zijn. Maar als je goed oplet zie je dat de rede zich meestal ondergeschikt heeft gemaakt aan iets anders, de rede heeft meestal dienst. Wie werkelijk de touwtjes in handen heeft blijft een raadsel.’
[Armando, ‘De kleine verschijnselen’ in: Berlijn, p. 237]