Niet zelden slaap ik in logeerkamers tussen de boeken. Daarvan is er altijd wel een die mijn aandacht in het bijzonder trekt. In de slaapkamer van ons Berlijnse verblijf stond maar één boekenkast, met een beperkt aantal titels erin. Vanuit bed kon ik inderdaad een intrigerend exemplaar onderscheiden, maar slechts een gedeelte van de titel: …the mind. Eenmaal opgestaan en het boek tevoorschijn gehaald, bleek het te gaan om het boek Museums of the mind. Ik had niet de tijd om er lang in te lezen, maar noteerde het. Later, misschien.
Vanochtend waren we hier, maar tegelijkertijd ook weer daar, en we maakten met onze ogen dicht een wandeling opnieuw. We spoelden een stukje vooruit, en soms een stukje terug. We vroegen ons af of na die ene brug en het oversteken van de straat nu wel die schemergroenstrook voor junks volgde, of toch niet. Ze vroeg wat er met die straat was waar we een biertje dronken. De Soldinerstrasse. Ik maakte er een foto van een plek, waarvan ik toen al wist dat ik er in gedachten nog vaak naar terug zou reizen. Er lag iets… ja, een doorzichtig dopje van een plastic fles, waarmee we honderd meter trottoir voetballend aflegden, tot aan kapsalon Regina – ogenschijnlijk al een paar jaar aan zijn lot overgelaten, maar misschien toch nog in bedrijf, of een dekmantel voor zaken die niet direct aan de straatzijde te zien mochten zijn. Ik zag de bibliotheek achter het voormalige Luisenbad weer voor me, en de erker van de betimmerde leeszaal waar een oude man de krant zat te lezen. En ik vroeg me af of het vogelhuisje dat ik had gefotografeerd nou ter hoogte van de Heubuderstrasse hing, of toch tegenover de Biesentalerstrasse. Langs de Panke hebben we van alles geregistreerd, en veel daarvan bleek al opgeborgen in de diepten van het geheugen. We wandelden er opnieuw, en haalden zo nu en dan echter toch wat boven. Toen we onze ogen openden, hier, was er een verlangen naar daar. Maar verlangen is goed, en missen kan mooi zijn.
‘Voor anderen waren de Zangsporen zoiets als de Kunst van het Herinneren in omgekeerde volgorde. In het prachtige boek van Frances Yates las je hoe klassieke redenaars, zoals Cicero en anderen voor hem, geheugenpaleizen construeerden; door gedeelten van hun toespraak op te hangen aan denkbeeldige architectonische elementen en vervolgens elke architraaf en zuil af te gaan, konden ze kolossale stukken tekst onthouden. Die elementen werden loci ofwel ‘plaatsen’ genoemd. Alleen waren de loci in Australië geen geestesconstructie, maar hadden ze altijd al bestaan, als gebeurtenissen in de Droomtijd.’
[Bruce Chatwin, De gezongen aarde, p. 296]