vrijdag 21 mei 2010

Meer minder

Ik zou graag over Rosemarie schrijven. Dat ze me fascineert, dat ze me verbaasd heeft met haar ogenschijnlijk nietszeggende voorkomen, met haar symmetrische gezicht dat blijkbaar te kneden was tot Romy Schneider, tot een vrouw met vele gezichten, met tientallen karakters, van prinses tot femme fatale – alles afhankelijk van de film waarin ze een rol kreeg. Waarbij dan toch de vraag rijst naar wie ze zelf was. Maar het waren niet de gedachten aan Rosemarie of Romy die bleven hangen nadat we dinsdagavond L‘Enfer hadden gezien in het filmhuis. Of het moest zijn dat deze film, die haar van haar zoetsappige Sissi-imago bevrijden moest, unvollendet bleef.



L’Enfer is nu een documentaire van Serge Bromberg en Ruxandra Medrea die het verhaal vertelt van het dramatische productieproces van de gelijknamige speelfilm van Henri-Georges Clouzet uit 1964. Een bijzondere reeks van oorzaken verhinderde het totstandkomen van die film. Allereerst natuurlijk de tirannieke regisseur, die zijn acteurs en crewleden tot het uiterste dreef. Zijn slapeloosheid had hem blijkbaar ook zijn empathie ontnomen, want van de mensen om hem heen verwachtte hij eigenlijk dat ze 24 uur per dag beschikbaar waren voor iedere ingeving die hij had. En doordat de film werd gedraaid in en rond een geïsoleerd gelegen hotel, was ontsnappen aan Clouzet vrijwel onmogelijk. Zijn hang naar perfectionisme, die natuurlijk gepaard ging met steeds weer twijfelen, uitstellen of anders en opnieuw draaien van scènes, dreef zijn mannelijke hoofdrolspeler, Serge Reggiani, tot waanzin en die verliet uiteindelijk dan ook de set. In de documentaire werd Clouzets manier van werken bij deze film benoemd als ‘zoeken, maar dan met 100 mensen om je heen.’
Mede verantwoordelijk voor het oprekken van het productieproces was dan nog de absurde omstandigheid dat Clouzet vanwege eerdere successen, feitelijk carte blanche had, en een ongelimiteerd budget. Met dat budget verloor hij zich (onder andere voor de overigens prachtige, psychedelische effecten) volledig in filmische experimenten. Als alles mogelijk is, is er geen einde meer aan de mogelijkheden, en dus komt er nooit een einde aan het proces.
Uiteindelijk kreeg Clouzet zelf een hartinfarct, wat het definitieve einde van de film betekende.



Het meest intrigerende aan L’Enfer vond ik echter die ene, reële grens aan het productieproces, die werd gesteld door het meer waaraan het hotel lag, en waarop en -langs nogal wat scènes moesten worden gedraaid. Er was haast geboden met filmen, want binnen enkele weken zou het meer worden leeggepompt. Toen ik dat hoorde, ontstond er kortsluiting in mijn hoofd, vanwege andere leeggepompte of juist kunstmatig gecreëerde meren, waterkrachtcentrales en verdronken dorpen die ik nog bezoeken wilde. Voor mijn gevoel werd er een intens triest sausje over de beelden gegoten. Alles zou voorbij zijn straks. Ieder shot van Romy lachend op waterski’s, Romy onbezorgd aan het flikflooien met haar minnaar, Romy tijdens zwoele zomerse boottripjes met haar verleidelijke vriendin; het kreeg allemaal een duister zweem van fatalisme. Dit leven zou nooit meer terugkeren. Het was al voorbij voordat het goed en wel begonnen was. Unvollendet zoals zoveel, zo niet alles.