Op nieuwjaarsdag waren we aan zee, net als vorig jaar, maar nu aan de andere kant van het kanaal, in Brighton. Het begint op een traditie te lijken, een waarvan de betekenis zich misschien pas na jaren herhaling prijs zal geven. Brighton bleek ongeveer even treurig als Oostende, maar wekte de indruk wat minder vervallen te zijn. Het was er donker, al werd dat goeddeels verklaard door de dreigende regen en het late middagtijdstip waarop we er aankwamen.
Echt duister was de pier. Zoals veel (Engelse) badplaatsen, heeft ook Brighton een pier, een kermis- en spelletjeshel op aarde. Daar zag ik ook de eerste vrijwilligers al weer die zich, ondanks de gistende en brandende kater van de jaarwisseling, onderwierpen aan de misselijkmakende capriolen van een spinmolen. Brighton heeft echter ook een ‘dode pier’, iets verderop. Deze pier is sinds 1975 gesloten en is sindsdien geteisterd door verschillende branden en het beukwerk van de zee. Er is weinig meer van over dan het zwarte, ijzeren karkas en enkele flarden van de oude wanden. Wind en water hebben vrij spel in deze kas zonder glas. De dode pier is het spookhuis van Brighton, en staat er vlak naast de nieuwe, als het in brand gestoken huis van de speler die niet tegen zijn verlies kon.