Dat was, achteraf, dus niet werkelijk de polaroid van de dag. Ik zat zondagmiddag een stukje te schrijven over de desolate, aan flarden verbrande en gewaaide pier van Brighton, onder de titel ‘De dode pier van Brighton’. Ik verheugde me erop later die middag een stuk te gaan lezen in Boelgakovs De meester en Margarita, zijn semi-apocalyptische roman over de duivel die zijn intrede in Moskou doet, maar ging eerst een eind wandelen. Het daarvoor verzonnen doel in de doelloze voorstad H., waren de asresten van de kerstbomenverbranding eerder die week. Op de weg terug zag ik, in het hart van het stadje, een groep mensen rondom het lichaam van een man verzameld staan. Een hardloper die, met zijn winterloopbroek en loopschoenen aan, gestrekt op het fietspad lag. Iemand probeerde hem te reanimeren, maar het zag er naar uit dat zijn leven niet meer te redden was. De ambulance was onderweg, maar hij werd blauw en gaf geen sjoege. Ik stond als aan de grond genageld, onzeker in mijn kniegewrichten, op bijna vijftig meter afstand, en besloot door te lopen. Nog geen maand geleden had S. ook een hardloper aangetroffen die dodelijk getroffen was door het lot, op nog geen kilometer van deze plek. Even leek het geen toeval. Ik kon niets meer doen dan de mensen die al om hem heen stonden, en voor mij was de dag genoeg.