


Onze lange ruïnetocht langs industrieel erfgoed heeft niet zozeer te maken met de romantiek van het verval, maar veeleer met de spannende, wringende relatie tussen (menselijke) natuur, industrie en cultuur. We kijken terug op de ruïnes van een bepaalde manier van denken: functionalisme, in dienst van het kapitaal. Zoiets. Ik ben er nog niet helemaal uit. De ruïnes en de leegte geven ruimte aan de verbeelding, dat is zeker. Hoe dan ook: we wandelden door een metafoor.
Na terugkeer leende ik Sloterdijks boek uit de bibliotheek. Ik werd zowel begeesterd als geïrriteerd door wat hij met Crystal Palace als metafoor doet. Het is hier niet de plek om daar uitgebreid op in de te gaan, maar een citaat wil ik jullie niet onthouden:
‘Om de geglobaliseerde wereld (…) te kunnen beschrijven, beroepen we ons op Fjodor Dostojevski in zijn roman Aantekeningen uit het dodenhuis (1864) ontwikkelde beeld van het kristalpaleis – een metafoor die verwijst naar de beroemde grote hal (Crystal Palace) van de Londense wereldtentoonstelling van 1851. Daarin meende de Russische schrijver het wezen te herkennen van de westerse beschaving in haar meest geconcentreerde vorm. Voor hem was dit bouwwerk een mensenverslindende structuur, een regelrechte Baäl van de moderne tijd – een cultuscontainer waarin de mensen de demonen van het Westen vereren: de macht van het geld, de pure beweging en de ophitsend-verdovende genotsmiddelen. De kenmerken van de Baälcultus, waarvoor de huidige economen de term ‘consumptiemaatschappij’ hebben bedacht, laten zich nog steeds het meest overtuigend met Dostojevski’s paleismetafoor verduidelijken – ook al willen we ons verre houden van zijn religieuze suggesties – en met behulp van Walter Benjamins intelligente en obscure opmerkingen over ‘kapitalisme als religie.’ Het ‘kristalpaleis’ herbergt de wereldbinnenruimte van het kapitaal, waarin de virtuele ontmoeting tussen Rainer Maria Rilke en Adam Smith plaatsvindt (…).’ (Het kristalpaleis, p. 18-19.)
In hoofdstuk 33 van zijn boek gaat hij dan uitgebreider in op het paleis, op Dostojevski en op de metaforische kwaliteit van het gebouw, dat ruimte bood voor verstrooiing in een cultuur waarin in toenemende mate de verveling een prominente plaats gekregen heeft. Daarmee spreekt hij over het kapitalisme in zijn huidige, geglobaliseerde vorm.
Ironisch is wel dat Sloterdijk in dat hoofdstuk uitermate kritisch is over Walter Benjamins poging in diens Passagenwerk ‘in het achterhaalde het boven de tijd uit stijgende te zoeken’ (p.189).
Even verderop schrijft hij: ‘Over het geheel genomen getuigen Benjamins studies van het wraakzuchtige geluk van de melancholicus die een archief van bewijzen voor de verdorvenheid van de wereld aanlegt.’ (p.190).
Dat is stof tot nadenken, niet alleen over het werk van Benjamin, dat in deze zinnen door Sloterdijk uitermate simplistisch terzijde geschoven wordt, maar ook over onze eigen beweegredenen om industrieel erfgoed te bezoeken, om de ruïnes van het vroege kapitalisme in hun heerlijke teloorgang en overgave aan de natuur te fotograferen.
De architectuurmetafoor van de negentiende-eeuwse winkelpassages voldoet niet voor de theorieën die Benjamin daaraan ophangt, aldus Sloterdijk. Waarna hij zelf vervolgens zijn hele boek ophangt aan een al even gedateerde architectonische constructie, het kristalpaleis. Daarover is nog veel meer te zeggen. Wordt vervolgd. Elders.
