Sinds gisteren ben ik in Antwerpen. Thuis, bij goede vrienden en ondergedompeld in de verschillende werelden waardoor deze stad gekenmerkt wordt. Gisteravond zaten we in café De rode Zeven (waarnaar een rode neonverlichting in de vorm van een 7 de weg wijst, maar in de naam vermoedelijk toch een verwijzing schuilgaat naar het lokaal van de Communistische Partij dat er decennialang boven gevestigd was). Vandaag maakten we een trip naar verlaten industriële gebouwen nabij de Benzine- en Lysolweg. Het was er doodstil. Ook de nog in gebruik zijnde opslaglocaties van olie en olieproducten leken verlaten, vermoedelijk vanwege 1 mei, dat hier een feestdag is. Tussen de opslagtanks en geheel of half gesloopte loodsen en bergen puin hoorden we slechts de vogels en het ruisen van de bomen. We kwamen een zwerver tegen, en troffen het smeulende vuurtje onder een pannetje waaruit hij zojuist gegeten had. De koffers die we zagen staan tussen de puinhopen in de hal en in de huizen ernaast, konden heel goed duiden op het onderdak van nog anderen. Het verschil tussen rotzooi en schamele bezittingen was pijnlijk onduidelijk.
Terugrijdend langs de Schelde zagen we dat het Vlaams Belang precies vandaag een familiedag op de kaai organiseerde, met een kermis voor de kinderen onder wapperende geel-zwarte vlaggen en het motto 'Dit land is van ons' – terwijl elders socialisten en vakbondsleden met rode petjes op door de stad gingen en volkomen andere politieke overtuigingen scandeerden.
We reden verder, en stelden ons gerust in het prachtig ontworpen, frisse nieuwe park in Antwerpen Noord, dat is aangelegd op een voormalig rangeerterrein van de spoorwegen, maar nog wel omringd wordt door vervallen spoorgebouwen. Het was een speel- en waterparadijs voor de kinderen van de dertigers uit de buurt, en een enkele Turkse, Marokkaanse of Indiase familie of vriendenclub genoot er ook van de dag van de arbeid – de dag waarop traditioneel niet wordt gewerkt. Massaal genieten... de hele dag.