dinsdag 19 mei 2009

Voorstellingsvermogen

We probeerden uitdagingen te verzinnen voor haar leven in de geestdodende voorstad aan de overkant van het kanaal, waar alle buren leefden volgens hetzelfde profiel. Parallelle levens zonder tijd voor elkaar, of juist teveel. Ze was nieuw hier in de stad, ook dat nog, klaar voor een nieuw leven: ruimte, leegte voor sport, cultuur en nieuwe vrienden. Wij konden wel iets bedenken, maar zou het iets voor haar zijn? We vroegen of ze hobby's had.
Ze dacht twee seconden na, en zei toen met een uitdagende lach: ‘Achtbanen.’
Vlak daarvoor hadden we nog gesproken over het verband tussen vechtsporten en schaken; dat het helemaal niet vreemd, maar wel uitzonderlijk was als mensen die sporten naast elkaar beoefenen. (Behalve als het tegelijkertijd is, en om schaakboksen gaat misschien). Er schuilt een even paradoxale als mooie overeenkomst in: die van het wankel evenwicht in spelen met de ander – die dan niet meer je tegenstander is. Zij was getrouwd met een man die in hun vorige stad karate en schaken gecombineerd had.
Ik wist nog wel een achtbaan voor haar, maar kon de energie niet opbrengen om een ritje voor te stellen. Ik voelde de misselijkheid al opkomen als ik me in gedachten verplaatste in anderen die nu wel in zo’n karretje gingen zitten.