Gisteren was ik onderweg, met Berlijn nog in mijn gedachten. In Amsterdam ging ik D. haar jas terugbrengen, die ze had laten hangen in het huis dat we er een paar dagen hadden gedeeld. Later vierde ik elders weer een kleine reünie met S. en vergeleken we onze foto’s van Berlijn.
Ik was nog steeds onderweg. En onderweg kun je spelletjes spelen, net zoals de kinderen naast mij in de trein. Ze speelden ‘Ik zie ik zie wat jij niet ziet en het is…’ en bedachten mogelijke varianten daarop:
‘ik hoor ik hoor wat jij niet hoort…’
‘ik ruik ik ruik wat jij niet ruikt…’
‘ik proef ik proef wat jij niet proeft…’
‘ik voel ik voel wat jij niet voelt…’
Natuurlijk is het bij dit spel niet de bedoeling om langs elkaar heen te blijven gokken, vissen, hijsen of tasten. Nee, het plezier schuilt hem er juist in dat je ineens hetzelfde ziet als de ander. De bedachte varianten zijn natuurlijk niet allemaal zo eenvoudig als het origineel. Soms is meer tijd nodig voor een oplossing, een enkele keer kun je blijven raden. Het kinderspelletje bleek ineens niet zomaar een spelletje te zijn, om de tijd te verdrijven, onderweg.