De nacht was te kort, ik denk dat het daardoor komt dat aan mijn gedachten losse eindjes zitten. Ik weet ook niet of ze daadwerkelijk betekenis hebben, en of er een verband tussen is. Het zijn flarden van taal; ze lijken op de vlokken in een geschifte saus. Ik weet niet of er sprake is van een duidelijke ‘ik’ op wie de gedachten slaan, of die met mijzelf overeenkomt of dat er misschien toch sprake is van een ‘jij’ die fictie is.
‘Raadselachtig zijn omdat je een raadsel voor jezelf bent’
‘Ongrijpbaar zijn omdat je niet weet wie je bent’
Over wie gaan deze zinnen? Herken ik mijzelf erin, en een waarheid? Ik moet het antwoord nog schuldig blijven. Gisteren bleek weer eens hoe eenvoudig de dingen soms kunnen zijn, maar vandaag kan ik niet nalaten ze ingewikkelder te maken. Door taal te gebruiken bijvoorbeeld. Laat ik zwijgen, voor nu.