Ik ging naar de botanische tuinen om de inflatables van Paul McCarthy te zien. Na gesprekken over de wind in de laatste dagen, leek me dat niet meer dan logisch. 'Inflatable doll, my role is to serve you (…) I blew up your body, but you blew my mind…' ik floot het op de fiets, terwijl ik me door een stevige, zwoele luchtstroom op weg begaf. Eerst belandde ik echter in de vlindertuin, waar de lucht ook zichtbaar werd gemaakt, zij het op een heel andere manier. Het was er niet groot, en er stonden al wat mensen in, het merendeel bewapend met een fotocamera. Als er ergens iets te zien is, trekt men zijn camera. Zo ook ik, dat moet ik bekennen.
Het is een vorm van materialisme; willen hebben wat je ziet, nog voordat je het echt goed bekeken hebt, het lijkt op het consumeren van de context waarin we leven. De ironie van de vlindertuin was natuurlijk dat de vlinders vlinderden en iedere keer dat een fotograaf naar een plek werd gelokt om een ander prachtexemplaar vast te leggen, het betreffende kleurrijke wezen de vleugels nam. Ik bleef na een paar stappen in de kas stilstaan en liet alleen mijn ogen nog bewegen. Op dat moment zag ik ze pas echt, en allemaal. Omdat ik even niet bewoog. Ik had de indruk dat ze me soms aanraakten, met een kleefklauwtje, met de het randje van een vleugel of met de naar zoet zoekende kus van de roltong. Maar het was zo zacht, dat het net zo goed verbeelding geweest kon zijn. Ik liep weer naar buiten en op mijn lippen lag die ene prachtzin van Wikipedia over de schrijver Nabokov: ‘Nabokov wrote Lolita while travelling on butterfly-collection trips in the Western United States which he undertook every summer.’