‘Welnu, het blijkt dat in dat land (Japan) het rijk van de betekenisdragers zo uitgestrekt is en het woord zozeer te buiten gaat, dat de uitwisseling van de tekens er steeds van fascinerende rijkdom, beweeglijkheid en subtiliteit is, zulks ondanks of juist dankzij de ondoorzichtigheid van het woord. De reden ervan is dat daarginds het lichaam zonder aanstellerij, zonder narcisme, maar volgens een zuiver erotisch – ofschoon subtiel verborgen – plan bestaat, handelt, optreedt. Het is niet de stem (…) die mededeelzaam is (en wat deelt hij mee; onze – vanzelfsprekend ‘schone’ – ziel, onze oprechtheid, onze waardigheid?), het is het hele lichaam (de ogen, de glimlach, de lok, het gebaar, de kleding) dat een soort gebabbel met je onderhoudt waaraan de perfecte beheersing van de codes elke infantiliteit ontneemt. Een afspraak maken (met gebaren, tekeningetjes, namen) kost beslist een uur, maar in dat uur heb je voor een boodschap die, als je hem in even essentiële als onbeduidende bewoordingen had gesproken, in een oogwenk afgehandeld was, alle tijd gehad om het lichaam van de ander te verkennen, te ‘proeven’ en in je op te nemen, terwijl het (eigenlijk onbedoeld) zijn eigen verhaal, zijn eigen tekst heeft ontvouwen.’
[Roland Barthes, ‘Zonder woorden’ in: Het rijk van de tekens, p. 16-17]