‘Je werk is eigenlijk niets’, typeerde de interviewer André’s objecten. ‘Het is vaak zo dat een probeersel niet eens tot stand komt’ zei hij zelf, in de beschrijving van zijn kritische houding.
De avond was georganiseerd naar aanleiding van de groepstentoonstelling Aandacht 2. De opening daarvan werd ook gevuld met leegte, in de woorden van een absurde redenaar met een bagel in zijn hand. Hij hielde een vermakelijk verhaal over ‘gaten’ en had daar ook een boek over geschreven (en was daarin zeker niet de eerste). De meligheid en willekeur liggen bij dit soort onderwerpen vaak op de loer (‘opening’ wordt ook een dubbelzinnig begrip, als je een bagel in je hand houdt), al was het maar omdat je met ‘gaten’ zoek en vervang door ‘niets’ of ‘alles’ zou kunnen doen en dan vermoedelijk vrijwel hetzelfde verhaal zou overhouden.Natuurlijk heeft het wat, het eindeloos verzamelen van alles wat met zo’n schijnbaar onooglijk onderwerp te maken heeft en het daarmee buiten proporties uitvergroten. Matthijs van Boxsel doet het met de domheid ook heel goed. Ik ben meestal wel gecharmeerd van een dergelijke grondige vasthoudendheid, van zo’n verliefdheid op een onderwerp, van mensen die maar door blijven hameren op hetzelfde aambeeld, net zolang tot je er helemaal gek van wordt. Want het mondt uit in de absurditeit die het leven uiteindelijk eigen is, en het gaat tenslotte nergens meer over. Zodat we alsnog rustig kunnen gaan slapen.
De vraag die bij mij overbleef na het interview van gisteravond, was die naar de zin een beeldend kunstenaar te ondervragen over de betekenis van zijn werk, zonder dat je om een soort verantwoording vraagt (en dat heeft al helemaal geen nut). Het werk is, en het heeft, als het goed is, een onmiskenbaar effect. Alles wat er gisteren meer over werd gezegd, kon wat mij betreft dan ook in een zwart gat, in het niets verdwijnen. Net als mijn bewustzijn, toen ik ging slapen. Ik was doodop, en blies de geïnhaleerde geest weer uit. Met alle respect voor André.

