Op de 75e verjaardag van mijn vader, was traditiegetrouw ook onze voormalige buurman aanwezig, meneer S. Meneer S. was wat wij in het dorp 'de bovenmeester' noemden; het hoofd van de lagere school. Met meneer S. zijn spraken we vanmiddag over het geheugen, en hoe herkenning van gezichten aan plaatsen gebonden kan zijn. Vervolgens kwamen we op psalmen, Duitse voorzetsels en andere rijtjes die we op school uit ons hoofd moesten leren. Voor topografie gold dat in mijn lagere schooltijd ook nog, maar nu kan ik me die van de Nederlandse provincies niet meer voor de geest halen. Ik nam Groningen als voorbeeld, en vertelde dat ik graag nog eens naar Delfzijl wilde, ook al omdat het de rand van het land is. Daarop vertelde mijn moeder dat ze daar juist nooit meer heen wilde, omdat de tweede wereldoorlog begon toen zij aan boord van het schip van haar ouders precies daar in de haven lag en zag hoe men, uit sabotterende voorzorg, de hijskranen in het havenwater liet vallen. Zij kon het rijtje van Groningen overigens zo opnoemen: Groningen, Hoogezand-Sappemeer, Winschoten, Veendam, Stadskanaal... Waarop meneer S. vertelde dat hij niet zo lang geleden, toen zijn vrouw nog leefde, met haar de trein naar Roodeschool had genomen, vanwege de topografie, en de mooie naam van het plaatsje. Ze waren nieuwsgierig naar Roodeschool - end of the line, en spoorden er in 3,5 uur naar toe. Zijn vrouw was niet zo goed meer ter been dat ze het dorp konden gaan verkennen. Hij haalde twee blikjes fris, en die dronken ze leeg op het enige bankje van het perron. Waarna ze de trein terug namen.