Op zoek naar het juiste boek, bladerde ik vorige week in verschillende exemplaren uit de leeszaal. Stuk voor stuk ogenschijnlijk thema's in mijn dagelijks bestaan: Het boek der rusteloosheid (Pessoa), Een man wordt ouder (Svevo) en Domeinen van het geheugen (Hernandez). In het kader van een verkenning van verschillende perspectieven op dezelfde werkelijkheid, citeer ik nu graag het vierde boek, van de magische, maar vrij onbekende grootheid Marcel Béalu:
'De zekerheid dat ik niet droomde deed me het ergste aanvaarden met een onmenselijke kalmte. De blik van doktor Fohat was als een toevlucht, ik weerde hem af maar gleed er als vanzelf naartoe. Al een hele tijd, sinds zijn eerste woorden, was ik niet meer dan een kind in zijn handen, een klein kind dat bang is voor de heilzame operatie maar er tegelijkertijd om vraagt. Ik zou hem gehoorzamen, al moest ik duizend doden sterven. In de verwarring die muren van mist om mij heen bouwde zag ik de dokter een stalen werktuig uit zijn zak halen. Die tang, schitterend als de zon, groeide tot buiten de grenzen van mijn gezichtsveld. Toen werd het donker. Ik voelde geen pijn, hoogstens de kille streling van metaal langs de randen van mijn oogleden. Toen ik weer bij mijn positieven kwam zag ik mijn ogen, mijn oude ogen, op tafel liggen.'
[Marcel Béalu, De ervaring van de nacht, p. 80]