Hoofdschuddend hoorde ik zondagochtend aan de telefoon het verhaal over een tante aan, die al haar tafeltjes, alle zetels van de bank en al haar eettafelstoelen (op één na) bedekt met kranten, reclamefolders, kleren en bakjes vol gebruikte theezakjes. Zelfs op het aanrecht in haar keuken is geen plaats meer voor vuile theekopjes. Sinds ze alleen leeft, gooit ze werkelijk niets meer weg. Ik zag geen overeenkomsten. Een uurtje later las ik een interview met Hans Aarsman, waarin hij over het idee spreekt dat afstand van iets doen makkelijker gaat als je eerst een foto maakt van het object dat uit je leven verdwijnt. Even later spreekt hij op een vergelijkbare manier over objecten waar je naar verlangt. De foto volstaat vaak, was zijn stelling. Opnieuw dacht ik: dat herken ik niet.
Maar soms is er meer tijd nodig voor een inzicht. Zo ontdekte ik zaterdag dat ik hier de hele vorige week eigenlijk over de dood geschreven heb. Vandaag wilde ik een lijstje gaan uitschrijven van alle ideetjes die ik voor deze blog heb gehad, maar niet heb uitgewerkt. En toen zag ik ineens de overeenkomst: de overtuiging dat je met het bewaren of vastleggen, het leven vasthoudt, en met weggooien of loslaten alles zou loslaten, wat de dood zou betekenen. Toch geloof ik dat het schrijven voor mij vastleggen en loslaten tegelijk is – afwisselend, maar op zijn best verwikkeld in een dans van hoger evenwicht, en dat ik daardoor kan blijven leven.