dinsdag 21 juli 2009

Avonden met Antony

Ik was de dag van gisteren goed begonnen, geheel in de geest van de door S. krachtig samengevatte formule: iedereen + niet = schrijven. Maar donkere wolken pakten zich in de loop van de middag samen boven Berlijn en ik voelde me ineens meer alleen dan ik tot dan toe had gedaan. Dus heb ik maar weer eens een avondje met Antony doorgebracht. Soms kun je van de dingen alleen de verdrietige kant zien. Dan kan er troost schuilen in het gedeelde verdriet, en in de muziek. Het weer sloot zich er bij aan, maar misschien was het juist wel andersom.

Vervolgens las ik natuurlijk wat ik wilde lezen, in het boek dat ik las:
‘Er gebeurden in die tijd dingen in Fanshawes familie die ongetwijfeld van invloed waren en het zou verkeerd zijn om ze niet te vermelden. Of ze van essentiële invloed waren is een andere kwestie maar ik hel over tot de mening dat alles meespeelt. Uiteindelijk is elk leven niet meer dan de optelsom van incidentele feiten, een kroniek van samenlopen van omstandigheden, van stom toeval, van willekeurige gebeurtenissen die niets anders onthullen dan hun eigen doelloosheid.’
[Paul Auster, New York Trilogie/De gesloten kamer, p. 249]

Daarop volgden een rusteloze nacht en ochtend, en ik kon vandaag niet meteen weer aan de slag. Dus sprong ik op de fiets voor een nieuwe verkenning van de rafelranden van Berlijn, en reed via Berlin Ostbahnhof in de richting van Rummelsburg en Lichtenberg. Onderweg zag ik prachtige hergebruikte loodsen en aanverwante panden; leegstaande woonblokken die toch bewoond bleken te zijn en onbereikbaar, vervallen industrieel erfgoed. Ik vond het bekijken van die onkruid overwoekerde terreinen in mijn eentje niet precies half zo leuk als met zijn tweeën. Desondanks dompelde ik me toch als een kind onder in dit spel, en slaagde erin de tijd te vergeten, mezelf te verliezen in wat ik zag en mijn verbeelding vrijuit te laten stromen. Zo begon ik vervolgens toch weer mogelijkheden te zien en vond ik de rust voor een heilzame siësta. Voordat de avond begint en ik Antony zal fluiten, op de fiets dwars door de regen heen als het moet, de stad in.